Twee pakhuizen Zij staan aan het Waaigat te Enkhuizen, nummer 16 en nummer 18, twee oude getrouwen die stand hielden terwijl links en rechts hun trotse burenreeks wegbrokkelde en ten onder ging. Toen zij ge bouwd werden was het Waaigat een kort te voren, in 1592, gegraven verbinding tussen de Oude Haven en de nu grotendeels gedempte Buiten haven. Het waren glorieuze tijden voor de kleine Zuiderzeestad. Jan Huygen van Linschoten, de pionier der Oostindiëvaart, bekleedde hier de laatste jaren vóór zijn dood in 1611 het ambt van tresorier en hielp Lucas Jansz Wagenaer bij het samenstellen van het beroemde „Enkhuiser See- kaertboek". Talrijk waren de schippers en schepen uit Enkhuizen die hun aandeel leverden in de op bloeiende zeevaart der jonge republiek. Uit die periode, de eerste helft der zeventiende eeuw, dateren de twee laatst overgebleven pak huizen aan het Waaigat. Zij staan er triestig en haveloos bij. Zal hun lot hetzelfde zijn als van de onlangs gesloopte Stadsherberg? De vraag is niet: behoud of afbraak, maar: ïestauratie of afbraak, want uitstel sluit herstel uit. Er zijn méér mensen dan Heemschut lief is die heimelijk of hardop denken: sloop de oude rommel toch. Die gebouwen hebben hun tijd gehad. Zij zijn óp, dóór en dóór versleten, niet meer passend bij de hedendaagse behoeften. Het was tenslotte utiliteitsbouw; onder deel van de economie dier dagen - die vrijwel niets gemeen heeft met het huidige zakenleven. Het is ongezonde romantiek om versleten en maar half bruikbare gebouwen voor veel geld weer op te lappen. Tegen deze en soortgelijke beweringen is het moei lijk praten. Men kan alleen zeggen: ga er heen en kijk. Gij ziet niet slechts twee oude pakhuizen die nog als zodanig gebruikt worden: Gij ziet niet alleen constructies van hout, steen en metselwerk, maar ge ziet een stuk nog levende schoonheid, voort gebracht door een cultuurperiode waarin het karakter loos-lelijke dat ons nu allerwege omringt, eenvoudig onbekend was. Het eenvoudige woon- en pakhuis met de tuitgevel die even met een trede uitspringt boven het hoogste zolderluik, is nauwe lijks minder fraai dan zijn rijke buurman. Hoe is het mogelijk, vraagt men zich af, dat eertijds de timmerlui en metselaars van een toch vrij simpele opgave iets wisten te maken dat door zijn indeling en verhoudingen, zijn vorm en kleur, zo rustig en sterk harmonisch werd, en dat deze eigenschappen na drie en een halve eeuw, ondanks verveloosheid, verval en verandering van de deur- omlijsting, nog altijd vertoont? Dan kijkt men naar de buurman waarvan de bouwheer het wat breder kon laten hangen, .ruimer en hoger liet bouwen, zijn gevel doorreeg met natuursteenbanden en waterlijsten, de vensters bekroonde met ontlastings- boogjes die zelf weer doorregen waren met ge profileerde natuursteenblokken. Het was een pak huis van een welgesteld man, die tevreden ge keken zal hebben toen het gebouw anno 1620 zeggen de jaartalstenen -, werd opgeleverd en volgetast met wat zijn schepen aan kostelijke vracht binnen brachten. En weer vraagt men zich af: hoe was het mogelijk een bedrijfsgebouw zo rijk te versieren zonder dat het duur-protserig werd, zonder wansmaak of overdaad? Twee oude getrouwen aan het Waaigat te Enk huizen, die vragen om een flinke opknapbeurt, om vakbekwame herstellers. Het gemeentebestuur en de vereniging Oud-Enkhuizen zijn het er over eens dat deze pakhuizen gerestaureerd dienen te wor den, zodat ook volgende generaties Enkhuizer jongens en meisjes er langs kunnen lopen en even blijven staan om dan te kunnen denken: kijk toch, wat mooi, die oude huizen, die zijn nog uit de tijd 66

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 20