Aan deze verkeersweg is een plein geprojecteerd, dat men rustig enorm groot mag noemen: met een lengte van ruim 200 m en een enigszins wis selende breedte zal het een afmeting hebben die de grootte van de Piazza Obliqua voor de St. Eieter te Rome nabij komt! En dat alles zonder een eigenlijke karakteristieke vorm, en zonder de voor zo'n ruimte noodzakelijke dominant in de vorm van een belangrijk gebouw. De bestem ming van' dit plein is 'gemengd gedacht, ten dele intercommunaal busstation, ten dele marktplein. Voor het eerste zal men de totale ruimte vrijwel geheel nodig hebben; een ruimte die men overi gens beter in de naaste omgeving van het station kan kiezen; voor een markt mist dit plein de nodige beslotenheid. Zijn deze ruwe brekerijen in dit stadsdeel, dat van de hele stadskern het kleinst van schaal is en de laagste bebouwing bezit, reeds rampzalig te noemen, nog ergei is het, dat de meeste straten in dit stadsdeel eveneens verbreed zullen worden tot ongeveer 20 meterof meer. Niet alleen zal hier onder de oude bebouwing een slachting zonder, weerga worden aangericht, de hele struc tuur van de oude stad gaat teloor om plaats te maken voor een vormeloze chaos. Men hoopt echter dit stadsdeel te ontsluiten voor het autoverkeer van de toekomst, en daarmede het winkelcentrum te redden. De voosheid van deze redenering blijkt duidelijk: winkelen is wandelen, zo niet slenteren, en wat hebben auto wegen bij een winkelcentrum voor zin, als men de benodigde parkeerruimten vergeet te projec teren Ook de afzijdige ligging van de oude havenwijk wilde men verbeteren. Dat men ook hier naar het middel van de doorbraak grijpt is begrijpelijk; verwerpelijk alleen de ongevoelige tracé-keuze en vooral, de veel te grote breedte. Een werkelijke oplossing voor het vraagstuk, hoe deze wijk weer te integreren in het gehele stads organisme ontbreekt. Nu is er één aspect aan dit complex van problemen dat wij nog niet hebben aangeroerd, en dat de probleemstelling sterk vereenvoudigt. Rondom Merwede, oude Maas en Noord zijn, naast Dordrecht een aantal nieuwe „steden" ontstaan: Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, en Papen- drecht, onderling en van Dordrecht gescheiden door gebrekkige oeveiverbindingen. Men spreekt van de noodzaak, de ontwikkeling van deze vier gemeenten als één geheel te bezien, ze nauwer aan elkaar te binden en te doen opgaan in een groter geheel: de „Drechtstad". In die Drechtstad zal de oude kern van Dordrecht de enige oude kern van betekenis zijn, en dus aangewezen als hart van de gehele agglomeratie. Wij denken daarbij niet alleen aan de meer culturele bestemmingen die in de oude van cultuur vervulde kernen zich zo bij uitstek thuis voelen, maar ook aan een winkelcentrum, en aan representatieve kantoren die niet te veel rijverkeer aantrekken. Voor dit alles biedt de kern van Dordrecht vele ongezochte mogelijkheden die het huidige sane ringsplan öf onvoldoende ontwikkelt öf ronduit vernietigt. Dat hier lichtvaardig wordt omge sprongen- met een goed, dat' een groter belang dan uitsluitend het Dordtse vertegenwoordigt ziet men blijkbaar niet in. Een ander, soortgelijk bezwaar betreft het ver- keersstramien. Wil een herziening van de verkeers wegen in en om de Dordtse stadskern zin hebben, dan dient dit te geschieden met als uitgangspunt de vormgeving van het gehele wegenriet van de toekomstige Drechtstad. Niets van dit alles is hier geschied. Men poogt de zinneloze en volstrekt overbodige demping van de Spuihaven te recht vaardigen door te lonken naar een mogelijke uitmonding van een tunnel naar Zwijndrecht. Of die tunnel in het stratenplan van Zwijndrecht past of zelfs in het verkeersstramien van de Drechtstad is een open vraag. Voorshands ziet het er naar uit, dat men de sanering van de vrij grauwe en troosteloze kring van de eerste negentiende-eeuwse uitbreidingen zonder bedenking zal kunnen koppelen aan het treffen van voorzieningen voor de stichting van grote kantoren en bedrijfsgebouwen. In deze sector is daarmede trouwens al een begin gemaakt. De sanering van de stadskern zelf zou dan slechts enkele, bescheiden verkeerscorrecties vergen en zich voornamelijk kunnen richten op êen herstel van de woonfunctie, daarbij inbegrepen het op ruimen van dichtgegroeide binnenterreinen en dergelijke. Enkele huizen zijn in Dordrecht in de laatste jaren gerestaureerd: het begin is er dus! Het kweken van een koopkrachtig publiek in de oude stad zelf zou het winkelcentrum zeker ten goede komen. Het huidige saneringsplan zal leiden tot de gedachteloze verkwisting en verspilling van een kostbare erfenis, welks behoud daarentegen voor Dordrecht en de gehele Drechtstad van overgroot, ja van essentieel belang is. Laten wij hopen dat aan Dordrecht deze ramp tóch nog zal voorbijgaan. CORNEILLE F. JANSSEN 60

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1958 | | pagina 14