TON KOOT DE EERSTE KANS GEMIST De behandeling van een zo belangrijke en in grijpende zaak voor Amsterdam als die van ver schillende z.g. Wcderopbouwplannen van Amster dam in de zitting van de Gemeenteraad van 4 fe bruari 1953 was voor allen, die zich voor het be houd van karakter en schoonheid van de hoofdstad interesseren, bijzonder teleurstellend. Het besluit tot het aannemen dezer plannen werd, zonder discussie (onder indruk van de stormramp) genomen, slechts onder voorbehoud, dat de samen werkende oudheidkundige verenigingen in Am sterdam zouden worden geraadpleegd. De oud heidkundige verenigingen gaven in publicaties en adressen kennis van haar ernstige bezwaren en vroegen om een groot plan. Van wege het Gemeentebestuur werd voor beantwoording hiervan verwezen naar een te verwachten Nota-Binnenstad. Deze verscheen, beantwoordde deels de adressen niet, voor een ander deel zó tweeslachtig, dat dit op zijn beurt aanleiding was voor de samenwerkende oudheid kundige verenigingen tot een uitvoerig commen taar, gepubliceerd in het nummer van „Heem schut" van augustus 1955. Het was driejaar na het besluit van 1953, nl. op 30 januari 1956, dat de Wethouder voor de Publieke Werken de besturen van de oudheidkundige verenigingen uitnodigde voor een gedachtenwisseling met hem en zijn naaste medewerkers. In het bijzonder bleek deze bespreking te betreffen de Wederopbouwplannen Weesperstraat en Jodenbreestraat. De bezwaren waren vele: wat het eerste plan be- tieft, het loslaten van de voor Amsterdam zo karakteristieke rooilijn, de grote hoogte der blokken als bedreiging voor het silhouet van de oude stad, het slappe uitwaaieren van de Weesperstraat naar het J. D. Meyerplein, de bestemming tot kantoor ruimten i.p.v. woonruimten; en wat de Jodenbree straat betreft o.m. de doorbraak voor de Latjes- brug, de afbraak van de pastorie van de Mozes- en Aaronkcrk, van het huisje op de St. Antonie-sluis en van het huis De Pinto, enz. De gedachtenwisseling had, voorzover het die met de Wethouder betrof een aangenaam karakter, waarbij de Wethouder blijk gaf gevoelig te zijn voor verschillende suggesties, welke uit de bespre king naar voren kwamen. OP HEEMWACHT Minder prettige indruk gaven de enige maanden later verschijnende notulen, welke naai de mening van de vertegenwoordigers van de oudheidkundige verenigingen geen juist beeld gaven van de be spreking, waarom zij daar een commentaar op meenden te moeten geven en de Wethouder toe zonden. Een rechtvaardiging of verontschuldiging voor de notulen welke in de uitgegeven vorm de instemming van de oudheidkundige verenigingen niet konden hebben, bleef achterwege. Intussen is weer meer dan een jaar voorbij. In de Commissie voor de Oude Stad kreeg de stemloze enige vertegenwoordiger der Oud heidkundige verenigingen een stem, alleen in de plenaire com missie en kwam het plan tot in stellen van een Stedebouwkundige Raad ter tafel. Blijven we nuchter en zakelijk betreffende de periode 1953-1957 dan kunnen wij slechts consta teren, dat er, ten aanzien van de bezwaren tegen de Wederopbouwplannen, vanwege het Gemeente bestuur enige verwijzingen en een „hearing" hebben plaats gehad, maar dat er nog steeds materieel niets uit de bus is gekomen. Aan de schutterige, on-Amsterdamse rooilijn van de nieuwe Weesperstraat blijft men vasthouden, de hoogte van de bouwblokken die het silhouet ter plaatse bedreigen vond men niet zo hoog, het slappe uitwaaieren van de nieuw ontworpen Weesperstraat naar het J. D. Meyerplein toe, vond men zo mooi, de bestemming tot kantoor ruimten i.p.v. woonruimten op deze uitvalsweg van de IJ-tunnel vond men allerminst een be lemmering voor het verkeer, de doorbraak bij de Latjesbrug die een gat slaat in een gesloten fraaie gevelwand en tevens een gevaarlijk .verkeerspunt veroorzaakt, noemde men onvermijdelijk, enz. Kortom men had gezellig gebabbeld, aan de wens van de Raad om de oudheidkundige verenigingen te horen was voldaan, toezeggingen tot nader onderzoek werden gedaan en later afgedaan met de mededeling dat het nader onderzoek had uitge wezen, dat de voorstellen van de oudheidkundige verenigingen niet voor uitvoering vatbaar waren... Is het te verwonderen, dat dit zeer sceptisch doet stemmen ten opzichte van de pas opgerichte Stedebouwkundige Raad Het trage verloop en de 81

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 9