om ontvangsten ten huize van de Gouverneur mogelijk te maken. De vroegere open binnenplaats die reeds gedeeltelijk was verbouwd werd geheel overdekt, waardoor een centrale hall werd ge vormd. Het inwendige werd bovendien gerestau reerd en gemoderniseerd. De hoofdtoegang tot de Gouveneurswoning die zich in de poort onder de Galerij bevond werd gewijzigd en een nieuwe toegang werd gemaakt via een brede trapopgang naar het terras op de onderbouw van de vroegere plombé. De naar Anna van Egmond genaamde galerij, die in 1826 W#is verbouwd werd ingericht tot bureauruimte voor de Gouverneur en zijn Staf. In de zgn. dikke muur werd een ruimte voor een wachtlokaal met portaal uitgehouwen. De galerij werd toegankelijk gemaakt door een brede monu mentale trap. Deze eertijds open galerij (1510) had vroeger een weelde en een rijkdom vertoond waarvan we ons nu ternauwernood een voorstelling kunnen maken. De galerij was vroeger bevloerd met ver glaasde tegels, volgens Kalf in de kleuren blauw, groen en oranje, versierd met twee concentrische cirkels en uit de buitenrand naar het midden gerichte spaken (Spaaktegels). Deze tegels deden de dichter Nuyts - schout van Etten - spreken van een „veelgeoogde galerij". Bij de herstellingen in het Hoofdgebouw werden in maart 1948 aan de binnenzijde van de Zuide lijke muur op de le verdieping gekleurde tegel- brokken gevonden. Van een tiental brokstukken waren er twee waarop een menselijk oog stond afgebeeld (Oogtegels). De gevonden tegelstukken zijn alle in de Nassau kleuren beschilderd: blauw (azuur) en geel (goud). Uit de gevonden tegel stukken kon de vloer van de zgn. veelgeoogde galerij worden gereconstrueerd. Tenslotte werd de Rekenkamer gerestaureerd. Bij verwijdering van de pleisterlagen kwamen 6 van de 7 bogen van de Open zuilengalerij van de vroegere Rekenkamer (1462) weer te voor schijn. Inwendig werd het Gebouw ook gerestau reerd, waarbij hier en daar glasscherven werden gevonden van gebrandschilderde ramen. Glas scherven waren ook al gevonden in 1919 toen door Majoor W. R. A. Slicher een onderzoek werd ingesteld naar restanten van de trap, die zich over de gehele hoogte van de Nassautoren had omhooggewenteld. Deze trap werd omstreeks 1510 tengevolge van een verzakking der funda menten afgebroken. De onderzoeken in 1919 en in 1949 wezen uit dat het kruisgewelf in de toren de afdekking vormt van een torenkamertje, waar van de vloer bestaat uit plavuizen, terwijl op 8 cm daaronder zich een tweede vloer bevindt eveneens van plavuizen. In het zand onder deze plavuizen werden vele scherven van gebrandschilderde ramen gevonden vermoedelijk uit de tijd van de vroeg-renaissance. Het moet niet onwaarschijnlijk worden geacht dat deze glasscherven afkomstig zijn van vroegere torenramen die aanwezig zijn geweest. De gevonden glasscherven zijn van verschillende dikte en de figuren die zijn aange bracht tonen een verschil in fijnheid. Het bleek niet mogelijk uit de scherven enkele ramen of gedeelten daarvan te reconstrueren. Maar dank zij de medewerking van de heer D. F. Lunsingh Scheurleer, Rijksinspecteur voor de Roerende Monumenten, werden uit deze scherven 4 raampjes samengesteld die in de Hall van de Egmondgalerij werden aangebracht en die een indruk geven van de werkelijke schoonheid van deze gebrandschilderde ramen uit het verre verleden. Samenvatting'. Aan het Kasteel van Breda is in de loop der eeuwen steeds verbouwd en gebouwd en het karakter van „Kasteel" uit de Middeleeuwen is steeds verder verdwenen. Er zijn echter in de Geschiedenis van het Kasteel karakteristieke hoogtepunten aan te wijzen, waarin de uitspraak van een bepaalde tijd zo duidelijk is dat zij als de meest belangrijke bouwmomenten in de bouwgeschiedenis moeten worden gezien. De BURCHT van Jan van Polanen is ongetwijfeld een dergelijk hoogtepunt geweest, dat eerst in waarde verloor toen men in de Renaissancetijd in 1536 vleugels aan het Gebouw ging toevoegen, en het PALEIS van Hendrik III ontstond. Toen echter in 1686 de consequentie van de nieuwe tijden werd aanvaard en men behoudens de toren aan de Z.W. zijde de burcht van Jan van Polanen sloopte, het Paleis afbouwde en de binnen plaats afwerkte ontstond een nieuw hoogtepunt het PRINSENHOF, dat niet meer overtroffen is. Toen Koning Willem I in 1826 het Kasteel ter beschikking stelde van de Kon. Mil. Academie heeft men blijkbaar geen oog gehad voor de historische en architectonische waarde, waardoor veel is verloren gegaan en door enige afschuwelijke aanbouwen het verschil met 1686 dat van een treurige teruggang werd. Gelukkig ontwaakte in het begin van deze eeuw het besef om een andere richting in te-slaan, wilde men een bouw werk behouden waarvan iets uitgaat op zijn be woners. De restauratie van Spanjaardsgat en Binnenplaats en de herstellingen aan Poortgebouw en Nassautoren waren de eerste tekenen van dit 93

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 21