Het Hof van Aelbertsberghe De Burgemeester van. Bloemendaal bericht ons: „In hef augustus-nummer van „Heemschut" trof ik op pag. 58 (46ste jaarverslag) een stukje be treffende het Hof van Aelbertsberghe te Bloemen daal aan. Hierin staat vermeld dat na een beroep op de minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen een proefopgraving door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek werd toegezegd. Gaarne breng ik in verband hiermede het volgende ter uwer kennis. Bij brief d.d. 19 juli 1954 heeft genoemde Rijks dienst het college van burgemeester en wethouders dezer gemeente gewezen op de geschiedkundige betekenis van het terrein met het verzoek in dien bebouwing mocht doorgaan de plaats aan een oudheidkundig onderzoek te laten onder werpen. D.d. 2 augustus 1954 had ik een onderhoud met DrP. Glazema uit Amersfoort en eind februari 1956 werd aan de Rijksdienst gemeld dat voor de aankoop van bouwgrond ter plaatse zich gegadig den hadden gemeld en dat er zich tot 30 april 1956 gelegenheid zou voordoen een onderzoek in te stellen. De heer J. G. N. Renaud, conservator van de Dienst voor het oudheidkundig bodemonder zoek, deelde echter op 20 maart 1956 mede dat hij de indruk had gekregen, dat de te bouwen huizen niet binnen het oudtijds bebouwde emplacement van Aelbertsberg vallen en dat daarmee de nood zaak om tot een proefopgraving over te gaan, vervalt. Voor zover bekend zijn bij de woningbouw geen oudheden aangetroffen. Thans heeft de gemeente het aansluitend landgoed „Caprera" in eigendom en reeds een jaar geleden werd aan de Rijksdienst gemeld dat wij bereid zijn omtrent de mogelijkheid van oudheidkundig bodemonderzoek nader over leg te plegen. Met veel papier is echter nog niet tot daden over gegaan. Het laatste overblijfsel van het kasteel (de kelder) is in 1931 gesloopt. Enige zware moppen liggen nog ter plaatse. Het wil mij voorkomen dat overeenkomstig de woorden uit uw jaarverslag een grondig archeo logisch onderzoek hier op zijn plaats zal zijn. Het gemeentebestuur is onveranderd bereid ter zake met alle betrokken instanties in overleg te treden, teneinde de mogelijkheid tot een bijdrage in de kennis van de aanleg van de grafelijke kastelen te overzien." De tiende Boymans agenda In de loop van september zal de tiende Boymans agenda uitkomen. De agenda 1958 heeft tot onder werp „Architectuur in de Kunst". Tegenover de tweetalige weekkalenderbladen, nl. in het Nederlands en het Engels, bevinden zich 53 afbeeldingen van schilderijen, tekeningen, prenten en voorwerpen van kunstnijverheid met motieven die aan bouwwerken zijn ontleend of met de archi tectuur samenhangen. De afgebeelde kunstwerken, die zich alle in het Museum Boymans bevinden, geven een gevarieerd beeld van de architectuur van vele eeuwen en landen. Zowel de bouwkunst op het platteland als in de stad, de kerkelijke en de profane bouwkunst zijn vertegenwoordigd, even eens de fantasie-architectuur en architectuuront- werpen. Werken o.a. van de volgende kunstenaars zijn afgebeeld: Hieronymus Bosch, Jan van Scorel, Pieter Brueghel d O., Pisanello, P. J. Saenredam, E. de Witte, A. van Ostade, H. Fragonard, G. B. Tiepolo, G. B. Piranesi, C. Corot, J. B. Jongkind, P. Cèzanne. De reproducties zijn in roto-gravure uitgevoerd. De kalenderbladen bieden ruimte voor het maken van notities en kunnen na gebruik des gewenst verwijderd worden, men houdt dan een reproductieboek over. De agenda wordt uitgegeven met een toelichtende tekst in het Nederlands en in het Engels en is daar om ook bijzonder geschikt als nieuwjaarsgeschenk voor relaties en vrienden in binnen- en buitenland. De prijs is f 3,50. De Koningin van Aemstels hoofdgebouwen (Vondel) Dat het respect voor onze monumenten nog geen aangelegenheid is die vanzelf spreekt, blijk wel klaarduidelijk uit het getalm met de herstelwerk zaamheden van ons nationale monument bij uit stek: De Nieuwe kerk te Amsterdam. Reeds voor de eerste wereldoorlog was er een restauratieplan van architect C. B. Posthumus Meyjes, waarvan een deel werd uitgevoerd. Toen men na een onderzoek van de architecten J. P. L. Petri, ir A. J. van der Steur en prof. ir. G. Wegener Sleeswijk in 1949 met het grote herstel een aanvang wilde maken, bleek de Oude kerk er erger aan toe en werd daaraan voorrang gegeven. In 1951 stond een bedrag op de begroting van f 1.734.000,Op 30 november 1956 deelden burgemeester en wet houders van Amsterdam mee, dat het restauratie plan nu voltooid was en de kosten begroot waren op miljoen gulden. De ernst van de toestand kwam in het licht van de publiciteit, toen het Amsterdamse De Ruyter- comité in mei van dit jaar in de kerk, bij het praal graf van De Ruytereen herdenking wilde or ganiseren en daartoe geen toestemming kreeg om dat niemand de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de bezoekers wilde nemen. De kerk werd toen ook voor de godsdienstoefeningen ge- 84

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1957 | | pagina 12