uiting in het feit, dat vele Gelderse steden een stad
recht ontvingen dat aan het Zutphense ontleend
was, terwijl ook later in Zutphen vastgestelde
rechtsbepalingen elders kracht van wet kregen,
zodat de stad het hoofd werd van een uitgebreide
stadrechtfamilie. De band tussen moederstad en
dochtersteden werd bovendien onderhouden door
dc zg. hofvaart, die inhield, dat schepenen der doch-
terstad bij de Zutphense schepenbank moesten
gaan „recht halen", wanneer zij in moeilijke ge
vallen zelf geen vonnis wisten te wijzen. Voor de
vorming van gewest en latere provincie Gelderland
is deze rechtsconstellatie van bijzondere betekenis
geweest.
Zoals in alle middeleeuwse steden hebben ook te
Zutphen kerken, kloosters en gasthuizen grote in
vloed gehad op het stedelijk leven en het stadsbeeld.
Er waren de St. Walburgskerk, al spoedig na haar
stichting rijk gedoteerd en onder beheer van een
aanzienlijk kapittel van twaalf geestelijken, in het
hart van dc oude stad gelegen, en de eenvoudiger
St. Nicolaaskerk, de parochiekerk van de Nieuw-
stad. Men vond er twee grote mannenkloosters,
het Predikheren- of Dominicanenklooster, om
streeks 1300 gesticht op een nog onbebouwd ter
rein in de noordwestelijke hoek van de oude stad
(waarvan de kerk en enkele gebouwen bewaard
zijn), en het 15de-eeuwse convent van Francis
caner Minorieten, genaamd Galilca, buiten de
muren aan de weg naar Warnsvcld (nu geheel
verdwenen). Bovendien zes vrouwenconventen,
waarvan verscheidene hun ontstaan dankten aan
de beweging der Moderne Devotie, die van het
brandpunt Deventer naar het nabije Zutphen uit
straalde, en tenslotte drie grote gasthuizen voel
armen- en ziekenzorg, het H. Geestengasthuis, het
Bornhof en het St. Elisabethsgasthuis, die in ge
wijzigde vorm nog voortbestaan.
Het zou onjuist zijn te zeggen, dat de voor Zutphen
zo noodlottige Spaanse tijd uit het laatst van de
16de eeuw een eind maakte aan het bloeiende
handelsbestaan van de stad. Haar hoogtepunt was
voorbij en de achteruitgang in de 15de en 16de
eeuw duidelijk zichtbaar geworden, toen dc in
neming door de Spaanse troepen in 1572 haar
twintig rampjaren inluidden. Dat neemt niet weg,
dat door deze periode van oorlog, verwoesting en
verarming haar handel volkomen werd gefnuikt,
vele oude verbindingen voorgoed verbroken en de
ontwikkeling voor geruime tijd geheel tot stilstand
gebracht. Des te verrassender is het waar te
nemen, hoe snel de stad zich herstelde, toen zij
eenmaal voorgoed aan de Staatse zijde
was gekomen ten gevolge van de ver
overing door Maurits in 1591. Haar
oude handelspositie kreeg zij niet terug;
wel herstelden zich de jaarmarkten, die
tot ver in de 19de eeuw met enkele
kleinere bedrijven en de landbouw
welvaart bleven brengen. Ook de jaren
der Franse bezetting, van 1672-1674, die
wel een zware druk legden op de stede
lijke economische toestand, konden haar
toch niet merkbaar schaden.
Grote veranderingen voltrokken zich in
dc 17de eeuw behalve in de stedelijke
samenleving ook in het stadsbeeld. Een
ring van nieuwe vestingwerken versterk
te de middeleeuwse muren van de fron-
tierstad, een schipbrug verving de ver
nielde paalbrug, kloostergebouwen wer
den school, gildehuis of stichting van
weldadigheid, het oude stadswijnhuis
werd naar dc nieuwe mode verbouwd
en bekroond door een spceltoren, waarin
een klokkenspel van de toen te Zutphen
gevestigde gebroeders Hemony kwam
te hangen. Fraaie particuliere huizen
werden gebouwd, niet in de laatste
34
Plattegrond van Jacob van Dcventci, 16de eeuw