ÜI J. E. Lieftinck OUD-NEDERLANDSE TUINEN EN PARKEN Oorspronkelijk was de tuin een omheining, later is het woord tuin overgegaan op de daardoor afge sloten grond. In de Middeleeuwen had de tuin het karakter van een omsloten, tegen de buitenwereld beveiligde ruimte. Op het platteland vond men in hoofdzaak de kasteeltuinen en de kloostertuinen, waarvan een gedeelte bestemd was als kruidentuin. Over het algemeen was er in de steden weinig plaats voor tuinen, zodat deze buiten de wallen werden aangelegd, dit waren de zgn. theetuinen, waarin altijd een koepel aanwezig was. (In de 2de helft der 19de eeuw kwamen de theetuinen in onbruik ten gevolge van de uitbreiding van de steden en de stijging van de waarde van de nabij de steden ge legen grond). De versieringen waren beperkt tot fonteinen en bloemvazen. 16de Eeuw In deze eeuw (de eeuw van de renaissance) werden de tuinen ruimer en vrolijker dan in de Middel eeuwen; er werd meer rijkdom tentoongespreid. Het verband tussen de tuin en de omgeving, dat reeds in de Middeleeuwen bestond, bleef behou den. Er werd veel gebruik gemaakt van beeld houwwerk, fonteinen en ornamentvazen. De tuin kunst stond onder invloed van de Italiaanse tuin architectuur met dien verstande, dat datgene wat voor ons land bruikbaar was, overgenomen werd en zodanig werd aangepast aan terrein, klimaat en plantengroei, dat een harmonisch geheel werd ver kregen. Zo kwamen terrassen met balustraden en trappen in ons land niet voor; het vlakke terrein leende er zich niet toe. De grachten (om het kas teel) liet men in stand. De zware tuinmuren wer den vervangen door lichte afsluitingen zoals sier lijke heggen, omrasteringen en galerijen. Laatst genoemden dienden hetzij als afscheiding van twee gedeelten, hetzij als omsluiting van twee of drie zijden van de tuin. In tegenstelling met Engeland had men hier kleine grasperken. Verder kwamen naast doolhoven de zgn. bossages, dit zijn groepen van bijeengezochte bomen, in trek. ïyde Eeuw In de 17de eeuw werden de terreinen, waarop de tuinen zich bevonden, groter. Daardoor werd de aanleg ruimer en werd meer gebruik gemaakt van bomen; meer lanen werden met bomen beplant. De grachten bleven in stand; er werden meestal waterpartijen van gemaakt. Veel zeldzame bloe men en planten, dikwijls uit Oosterse landen, werden gebruikt. Vormbomen en hagen werden ingevoerd. Zoveel mogelijk werd alles symme trisch gehouden. In deze tijd ontstond de zgn.' Hollandse tuin. Deze tuin had een open en vrij karakter. Loofgangen wisselden elkaar af met galerijen, waarbij de planten over ijzerwerk werden geleid. Aan de in gangen der galerijen stonden gebeeldhouwde figu ren. Er werd veel gebruik gemaakt van bloemen, vooral van tulpen. In deze stijl werden o.m. de tuinen van het Huis ten Bosch ontworpen, waarschijnlijk door de bekende architect PieterPost. De beroemde architect Daniël Marot 1663- 17 52)Fransman, bracht het groot ste gedeelte van zijn leven in ons land door; hij heeft verschillende tuinen aangelegd en werkte o.a. voor Prins Willem III. Door het ontbreken van een hof en een rijke hofadel, waarvan de leden met elkander- wedijverden om zeergrote buitens aan te leggen, 80 ilOCHTER^ 1'Yaylcinaborg volgens een reconstructie- tekening van de schilder Anco YVigboJdus, vervaardigd voor de Jubileumkalender van 1938 voor het Nieuwsblad van het Noorden.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 20