ling van deze Wet geen haast schijnt te maken. Indien de behandeling even lang zal duren als de voorbereiding, dan is er nog een lange lijdensweg te gaan. Monumentenverordeningen en -lijsten werden- voorgesteld aan Laren en Blaricum. Dit in samen werking met de Rijksdienst voor de Monumenten zorg. Natuurschoon De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumen ten, de schepping van de onvergetelijke voor mannen dr. Jac. P. Thijsse en Mr. Dr. P. G. van Tienhoven, vierde haar 50-jarig bestaan. Bij die gelegenheid gaf onze voorzitter in een rede uiting aan Heemschut's waardering voor deze zuster vereniging, waarmede wij op het gebied van het natuurschoon zo nauw en eensgezind samenwerk ten overal en telkens waar dit gewenst wordt geacht. Onze bezwaren tegen de bestemming tot kampeer terrein van een zeer fraai terrein te Laag-Soeren, genaamd de Zeven Heuvelen mocht niet het gewenste resultaat hebben. Aan de Minister van Oorlog werd kenbaar ge maakt, dat naar onze mening de luchtwacht- torens een zeer pretentieuze vormgeving vertonen. De Minister antwoordde, dat over de vorm ver schillend wordt geoordeeld en gaf de verzekering, dat de torens nog een camouflerende verflaag zullen krijgen, 'n Schrale troost. Wegen Dat in ons dichtbevolkte en recreatieruimte-be hoevende land de Rijkswegenplannen onze nauw lettende aandacht hebben, is begrijpelijk. Ten aanzien van Rijksweg 1 trof de omlegging bij Naarden, waardoor de vesting in een minder aantrekkelijke situatie komt te liggen. Door Rijksweg 4a (Amsterdam-Haarlemmermeer- Rotterdam) zal ten zuiden van de Haarlemmer meer een interessant molengebied worden door sneden, en Rijksweg 9 (Haarlem-Alkmaar) be dreigt in de omgeving van Heiloo en Alkmaar het natuurschoon. Personalia Twee zeer getrouwe leden ontvielen de Bond. In Hoorn was het de ereburger van die stad, de heer J. Q. Kerkmeyerdie 44- jaar correspondent van onze Bond was. In Amersfoort overleed de oud-hoofdinspecteur van Bouw- en Woningtoezicht, de heer J. Kapteyn. Beiden hebben door hun invloed op de restauraties in hun steden overtuigend heemschutwerk ge leverd. In eerbied en dankbare herinnering ge denken wij hen. Niet mag achterwege blijven in dit verslag, dat ons bestuurslid en voorzitter van de Centrale Commissie Stad en Dorp, de heer J. R. Koning in mei jl. op een onafgebroken zeer strijdbaar be stuurslidmaatschap van niet minder dan 30 jaren mocht terugzien. Deze in méér dan één opzicht grote figuur mag zich zonder enige tegenspraak de Koning van Heemschut noemen. Dat de schoonheid van ons land, nu meer dan dertig jaren zijn waarlijk „hoge" en actieve bescherming heeft mogen genieten, stemt tot erkentelijkheid. De leden van het Algemene Bestuur gaven reeds uiting aan hun waardering voor des heren Konings werk, maar niet minder voor de hartelijkheid en vriendschap, waarop men als Heemschutter bij hem altijd kan rekenen. Er mag niet aan getwij feld worden, of alle leden van onze Bond, die de heer Koning hebben leren kennen, sluiten zich hierbij gaarne aan. Voor Uw verslaggever is dit het 10de jaarverslag (in de reeks van 45) hetwelke hij mocht uitbrengen over Heemschuts werkzaamheden. Onwillekeurig doet dit terugzien naar het jaar 1946, toen, door de oorlogsomstandigheden, de belemmering van ons werk, de beperking in de uitgave van ons orgaan en dus verminderd contact met onze mede standers, het ledental beangstigend terugliep. Men zal begrijpen met hoeveel bezorgdheid hij destijds gezwicht is voor de aandrang van de toen malige secretaris wijlen architect A. A. Kok en voor die van onze oud-voorzitter dr. J. A. Bierens de Haan, om het secretariaat over te nemen. Het was in het bijzonder het argument, dat de nieuwe secretaris een vooral voorlichtende taak zou moe ten hebben, wat hem aantrok. Dat sindsdien het getal der leden en donateurs meer dan verdubbeld en dat der buitengewone leden bijna verdriedubbeld is, moge tot dank baarheid stemmen, tot voldaan neerzitten geeft het geen enkele aanleiding. Integendeel, de in stemming welke Heemschut's mening en acties van vele zijden ondervindt, wijst er op, dat velen, die zijn gezindheid delen, nog buiten de Bond staan, waarschijnlijk onwetend, dat voor hen een plaats wacht. Daarom moet de opdracht aan ons allen luiden, om in de voor ons liggende jaren de gelederen van de Bond Heemschut met enige duizenden leden te versterken. Dat zal de bredere financiële basis geven en de grotere spankracht die, ten behoeve van de schoonheid van ons land, zo nodig is. 79

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 19