vele karaktervolle en terecht zo bewonderde
binnensteden wordt de „vooruitgang" met be
zorgdheid gadegeslagen. En dit gebeurt niet alleen
door die kleine voorhoede, maar ook door vele
anderen. Vandaar dit toenemen van de belang
stelling, zoals wij het zien.
De bedreiging voor het cultuurbezit dat onze
stadskernen vertegenwoordigen in haar waarde
volle bouwstijlen, in haar monumenten, die het
karakter van deze steden bepalen, wordt nu
vooral gevormd door de onverzadigbare eisen
van het verkeer.
Het verkeer is evenals het water in ons land even
zeer vriend als vijand. Zoals het water eeuwenlang
beteugeld wordt, zo is nu de hoogste tijd gekomen
om het verkeer met kracht binnen de banen van
het redelijke te leiden. Dat redelijke is overmatig
en ver overschreden. Door eenzijdig welhaast
verblind beleid, worden steden en dorpen geschon
den in een mate en tempo, dat velen ook buiten
onze kring de schrik om het hart slaat. Ware alles
winst, werd nieuwe schoonheid- geschapen voor de
oude die te gronde wordt gericht, men zou er
vrede mee kunnen hebben. Helaas niets is minder
waar. Zelfs de aansluiting van de nieuwe bouw
bij het oude en erkende stads- en dorpsschoon
laat veel te wensen over. Terwijl de slechte voor
beelden er bij de vleet zijn, kost het moeite een
goed voorbeeld te vinden. Dat tekent de situatie.
Daarom stellen wij nogmaals aan de orde, dat het
hoog tijd wordt om na nauwgezette, wetenschap
pelijk verantwoorde analyse aan het verkeer
zodanige beperkingen op te leggen, dat enerzijds
de economische ontwikkeling niet wordt geschaad,
maar anderzijds ook de schoonheid en de harmonie
van stad en land niet wordt ontwricht. Aan het
eerste wordt doorgaans wel met man en macht
gewerkt, het tweede wordt maar al te geredelijk
veronachtzaamd. Op dit laatste gebied ligt het
zwaartepunt van onze werkzaamheid.
Leden
De werkzaamheid van de Bond wordt bepaald
door de hem ten dienste staande middelen en
deze laatste worden in hoofdzaak bepaald door
het ledental. Ook dit jaar kan gemeld worden dat
het ledental nog steeds groeiende is. Het getal der
verenigingen bij onze Bond aangesloten, groeide
van 190 tot 196, het getal der donateurs, waar
onder alle provinciale besturen, kwam van 95 op
98, en het getal der individuele leden nam toe van
1390 tot 1488.
Dit vormt een hechte en betrouwbare basis voor
ons werk, maar nog immer te klein voor de werk
zaamheid, zoals wij die ons voorstellen. Op uit
breiding van leden moeten wij daarom bij voort
during bedacht blijven, ook al zijn wij ons vol
komen bewust dat onze doelstelling altijd tot een
beperkt deel van ons volk zal spreken, nl. tot
diegenen die open oog hebben voor de schoonheid
en die tot het waken daarvoor willen bijdragen.
Bestuur
Het Dagelijkse Bestuur bleef ongewijzigd. Uw
vergadering herkoos in 1955 mej. Ch. Noë en de
heren A. Bicker Gaarten, A. G. M. Boost, Ir. A. G.
Overdijkink, J. Trouw, W. Voorbeytel Cannen-
burg en M. Wiegersma. Als nieuwe bestuursleden
benoemde zij Mej. Ir. E. F. van den Ban en
Dr. A. Wassenbergh. Kort voor deze vergadering
bereikte ons het bericht, dat Ir. H. de Lussanet
de la Sablonière zijn bestuursfunctie beschikbaar
stelt, daar zijn werkzaamheden in Zeeland hem
telkens verhinderden de vergaderingen van het
Algemene Bestuur bij te wonen. Hij blijft lid
van onze Commissie voor Stad en Dorp in Zeeland.
Het Dagelijkse Bestuur vergaderde meer dan maan
delijks.
Het Algemene Bestuur kwam op 12 december 1955
in het Muiderslot bijeen, waar vóór de vergadering
de restauratie van de omgeving en de wijzigingen
in het interieur werden aanschouwd. Bovendien
vergaderde het op 18 mei in Utrecht, waar na de
vergadering onder leiding van de heer W. Stooker
restauraties in de binnenstad werden bekeken.
Vertegenwoordiging
De heer C. W. Schaling vertegenwoordigt de
Bond in de Rijkscommissie Uniforme Bebouwing.
Deze Commissie bracht intussen haar rapport uit.
Commissies
De Commissies W. I. L. en Stad en Dorp brachten
haar verslagen uit in het orgaan van aug. 1956.
De Commissie Heemschut en de Jeugd staakte
haar werkzaamheid na het overlijden van haar
voorzitter. Nu de aanvankelijke opzet niet heeft
opgeleverd wat het bestuur en de commissie van
haar taak verwachtten, wordt een geheel nieuwe
opzet overwogen; deze laatste hangt ten nauwste
samen met de geldmiddelen van onze Bond.
Bureau
De beperkte middelen en verhoogde onkosten
noopten het bureau tot een sobere staat, opdat alle
aandacht aan de noodzakelijke acties kon worden
besteed. Het Prins Bernhardfonds verleende een
subsidie ter aanschaffing van twee projektoren en
filmstrips ten behoeve van de propaganda voor de
heemschutgedachte.
76