Monulphus, bouwde in de 6de eeuw ter plaatse een stenen kerk, die aan het einde der 9de eeuw werd vervangen door
een drieschepige vlakgedekte basilica, wier koor het heiligerigraf overdekte. De grote toeloop van pelgrims noopte alras
tot uitbreidingI Ide eeuw)en daarna tot verbouwing in rijkere vormen(l2de eeuw).Daarna zal men zowel in de tijd van
de vroege en de late gothiek als in de perioden van renaissance en barok voortgaan de kerk te vergroten en te verfraaien.
Wij zullen verder niet uitweiden over de bouwgeschiedenis dezer kerk; immers, naar aanleiding van de torenbrand van
september j.l. is dit reeds van meerdere zijden geschied. Het gevaar dat men, bij een te eenzijdig volgehouden kunst-
of cultuurhistorische beschouwing van een gebouw als dit, zijn schoonheid te veel vergeet, is daarenboven geenszins
denkbeeldig. Een kunsthistoricus zal de Sint Servaas wellicht interessant vinden om de op de voet te volgen ontwikkeling
harer bouwhistorie en daarbij wellicht kans lopen haar schoonheid over
het hoofd te zien. En toch is deze schoonheid in de meest eigenlijke zin
de wijze waarop de St. Servaas in haar karakter van kunstwerk voor ons
levend blijft, niet als een schijndood museumobject, maar ook als levend
element van een levende stad in onze tijd.
De 19de eeuw heeft de schoonheid van monumenten naar onze smaak
te veel met een romantisch oog gezien, terugdromend naar een ge-
idealiseerd verleden en daarbij niet schromend het voorkomen dezer
kunstwerken aan dit gedroomde ideaal aan te passen. Dit gewelddadig
ingrijpen zal ons daarentegen maar al te vaak beletten de monumenten
zó te zien, als wij ze ons wensen: getuigend van hun eeuwenlange ge
schiedenis enerzijds, en anderzijds opgenomen in het leven van deze
tijd. Een monument dat geen actieve rol meer te spelen heeft, spreekt
ons veel minder aan, dan een, dat inderdaad „van ons" is, wijl het
nog leeft.
De Sint Servaas staat midden in het leven, ook aan haar „stille zijde",
het Henric van Veldekeplein. Dit dromerige pleintje, dat nog zoveel
mooier zijn kon als de 19de eeuws-burgerlijke tuinaanleg vervangen
werd door enkele bomen en als het ontsierende en overbodige hek
voor het rijk gebeeldhouwde Bergportaal verdwijnen zou, is slechts
enkele stappen verwijderd van het drukke Vrijthof met zijn verkeer en
vertier. Hoog boven dit alles rijzen de torens: vier van St. Servaas en
één hoge, als culminatiepunt in heel het kerkencomplex, van St. Jan.
De koorpartijen van beide kerken zijn elkanders complement: de
romaanse vormen der door Lombardije beïnvloede absis van St. Servaas
met haar beide flanktorens en breed uitliggende transepten, vestigen
het accent op het horizontale en het halfrond gebogene. De verticale
stuwing van het gotische koor der Sintjan, hoekig en scherp omlijnd
door schaduw van vensternissen en conterposten, ziet haar drang om
hoog voortgezet in de speelse en rijkversierde romp en het opbloeiende
octogoon van de toren er achter. Heel dit samenspel van volume en
lijn, van horizontale bezieling en stijgend élan, ligt ingevat in de boezem
der pleinwanden, als een handvol kostbare schoonheid, die elke dag welke God ons geeft het leven verrijkt.
Wellicht zal menigeen zich teleurgesteld gevoelen, als hij de St. Servaas betreedt. De 19de eeuw heeft het interieur aan
haar romantische smaak aangepast en zij vond het prachtig. Wij vinden het bont en onoprecht; wij houden niet van
namaak, die echte schoonheid verdoezelt, wij zoeken naar het ware onder zoveel schijn en valse kleur. Wanneer, laten
wij hopen spoedig, deze romantische maskerade verdwijnt, zal onze tijd er weer zijn eigen ideaal trachten te verwezen
lijken. Opkomende geslachten zullen er weer.anders over denken en hun eigen idealen nastreven. Gelukkig. Want
hieruit blijkt de niet aflatende vitaliteit, die deze eeuwenoude kerk voor alle geslachten jong en nieuw doet zijn en die
haar in staat stelt de beste elementen van al die tijden in haar gestadig bezit in te voegen.
Iedere oude kerk heeft haar persoonlijkheid, die van de Onze Lieve Vrouwe is van totaal andere aard. St. Servaas is als
een lang verhaal dat vele eeuwen omspant. Onze Lieve Vrouwe is een gedrongen orgelfuga vol van klank en harmonie.
In zijn eenheid van conceptie is haar interieur onvergelijkelijk voornamer dan dat van St. Servaas, temeer waar de 19de
eeuw haar persoonlijk kairakter minder aantastte. Hoe prachtig is het rythme van hoge schijntransepten en lage gekop
pelde arcaden, dat, uitwaaierend in de brede kruisbeuk, het weelderige hoogkoor met zijn dubbele kolommenrij inluidt.
Hoe fijngevoelig heeft de 18de eeuw een bescheiden altaar met vergulde engelenfiguren geplaatst tegen die rijke ronding
van zuilen en bogen, tegen dit voorname spel van schaduw en ingetogen licht, waar in het schemerdonker in een ge
duldig uitgesponnen verhaal de faits et gestes der aartsvaders op de kapitelen te lezen staan en HEIMO in nederige
knieval Maria zijn kunst offereert.
Een bezoek aan de Onze Lieve Vrouwe hetzelfde geldt voor St. Servaas is niet compleet zo men de krochten ver
geet en het complex van kruisgangen aan hun noorderflank. Ook de beide hierdoor omsloten binnenhoven hebben ieder
hun eigen aard: die van St. Servaas is licht en open, met een weids gezicht op het machtige kerkgebouw en zijn veel-
Basiliek O.L. Vrouw
40