TON KOOT HET DELTAPLAN Waterstaatkundige herzieningen hebben ons aller belangstelling. Wij Nederlanders weten wat water betekent, wij kennen de zege, wij kennen het verderf, dat het teweeg kan brengen. Waterstaatkundigen staan bij ons in hoog aanzien, wij beseffen dat zij in de frontlinie staan en wij hebben begrip voor hun ontzaglijke taak. De Zuiderzeewerken en de jongste stormramp zijn de bewijzen voor het algehele meeleven van het ganse Nederlandse volk. Het stoutmoedige Delta plan, op een zo gunstig ogenblik gelanceerd, heeft dan ook terecht de intense belangstelling, waarin Staten Generaal en pers voorgaan. Onder indruk van de stormramp is een zekere eenzijdigheid in de geestdrift en steun voor het Delta plan volkomen duidelijk. Opmer kelijk is de grote activiteit in het kamp der water staatkundigen om tot snelle uitvoering van het plan te komen. Terecht wordt daar begrepen, dat psychologisch en economisch de tijd gunstig ligt. Toch mag dat niet de ogen doen sluiten voor schaduwzijden van dit zo stralende plan. Men hoort zo opvallend weinig bezwaren op peren, er is zo weinig wrijving, die zo gezond kan zijn voor de goede opinievorming, dat men zich, als leek, afvraagt, of de bezwaren wel voldoende tot hun recht komen. Ook dat is een zaak van nationaal belang. Een korte zinsnede in de Memorie van Toelichting in de Deltawet legt de vinger op de wonde, als het verklaart, dat het streven er op gericht dient te zijn, dat deze strook zich in biologische zin opnieuw tot een belangwekkend gebied zal ont wikkelen. Er zal tijdig aandacht aan geschonken moeten worden, in hoeverre de reeds bestaande beschermde natuurgebieden hun waarden blijken te behouden en of niet, mede in verband met de recreatieve betekenis van de streek, nieuwe ter reinen als beschermd gebied dienen te worden aangewezen. Uit het stellen van deze passage leest men, hoe deze aangelegenheid op het zo veelste plan staat. Een positiever geluid was reëler geweest en ware zeker een blijk geweest van een goed inzicht in de noden van een nabije toekomst op dit gebied. In „Natuur en Landschap", het winternummer van het tijdschrift van de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming, komt een belangwekkend artikel voor door Ir. I. S. Zon neveld „Over Natuurreservaten in de Biesbosch en het Deltaplan". Het wordt ter lezing zeer aanbevolen. De schrijver dringt in een uitvoerige beschouwing aan op een spoedige overeenstemming over de plaats waar gebieden gereserveerd kunnen worden op een zodanige wijze, dat zowel de belangen van landbouw en waterstaat als die van de natuur bescherming zoveel mogelijk gediend zullen zijn. In zijn samenvatting zegt de schrijver, dat de doorvoering van de Deltaplannen on herstelbaar schade zal toebrengen aan OP HEEMWACHT ons Nederlandse landschap, dat steeds meer genormaliseerd en geüniformeerd raakt en daardoor wezenlijk verarmt. Er is echter, zegt hij, toch nog een lichtpunt: naast het verlies, zullen er nieuwe andere waarden kunnen worden gewonnen voor wetenschap en recreatie, die het verlies zeker niet compenseren -dat zij vooropgesteld- maar toch een aanzienlijke betekenis hebben. Voor de wezenlijke verarming van ons Nederlandse landschap vragen wij met nadruk de belangstelling. Wij kunnen ons niet onttrekken aan de vrees, dat over een breed front in Nederland te weinig waarde wordt gehecht aan de onmetelijke beteke nis van de schoonheid van ons land, zowel land schappelijk al stedelijk. Moet er ook in dit opzicht eerst een stormramp over Nederland gaan voor men er goed wakker voor wordt? Is Wereldoorlog II al niet rampzalig genoeg geweest? De bodediensten op de N-Z- Voorburgwal te Amsterdam Reeds in mei 1955 richtte het bestuur van onze bond zich tot het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam om enerzijds zijn instemming te betuigen met het verplaatsen van de bodediensten, anderzijds zijn bezorgdheid te uiten over de bestemming der gebouwen aan de N.Z. Voorburgwal. Ten behoeve van de opslag van lading zijn van een aantal panden de beneden verdiepingen uitgebroken. Zullen zich hier op nieuw bedrijven of industrieën vestigen, dan zal het lot van de bebouwing, waaronder vele monu menten, niet verbeteren. De verwachting dat dan

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 9