Voor het verkeer via Brugstraat en weg naar
Paterswolde of Peize is het evenmin nodig de
Westerhaven te dempen, het gaat langs de west
zijde, ook Westerhaven geheten. Het verkeer via
Emmabrug en Eeldersingel ziet de Westerhaven
zelfs niet.
Ook is als motief voor de demping genoemd het
maken van parkeerruimte. O.i. is hierin zeer goed op
een andere wijze te voorzien. In de eerste plaats
is daar de Verlengde Visserstraat, tussen Wester
binnensingel en Kraneweg. In de tweede plaats
het Hoendiep tussen de Friese Straatweg en het
reeds gedempte gedeelte bij de Westerhaven.
Het lijdt geen twijfel of dit gedeelte Hoendiep
zal ook nog eens gedempt worden. Dit geheel van
gedempte Hoendiep met Verl. Visserstraat zal
ongeveer even groot zijn als de Westerhaven.
Op deze wijze zal men aan deze zijde der stad een
teveel aan parkeerruimte krijgen, terwijl men aan
de andere zijden niets of weinig heeft.
Is het nu wel verantwoord een bedrag van een
millioen gulden (naar schatting) te besteden voor
het dempen van deze prachtige waterpartij, ons
laatste stuk ongeschonden vestinggracht?
Als altijd zal het resultaat ook hier schrikbarend
tegenvallen. Een reusachtig plein, bijna viermaal
zo groot als de Vismarkt, dat in een wanverhouding
staat tot de omringende bebouwing.
Groningen zal met deze (laatste?) demping een
onherstelbaar verlies lijden'.
BELANGRIJKE VOORSTELLEN AAN DE AMSTERDAMSE GEMEENTERAAD
De commissie voor de strafverordeningen, onder
voorzitterschap van burgemeester d'Ailly, heeft
per 18 november 1955 aan de gemeenteraad van
Amsterdam voorgelegd een „Verordening tot
vaststelling van voorschriften ex art. 43 der
Woningwet voor de oude stad". Teruggrijpend
op de Nota Binnenstad geeft de commissie een
antwoord op de vraag, hoede overheid kan
bevorderen, dat de binnenstad geleidelijk wordt
aangepast aan de maatschappelijke behoeften,
zonder dat haar karakteristieke schoonheid ver
loren gaat. De wijzigingen in het stadsbeeld, aldus
de commissie, ten gevolge van de verkeersver-
beteringen zijn weliswaar in de regel belangrijk
doch zij beïnvloeden dit slechts plaatselijk. De
cityvorming daarentegen voltrekt zich geleidelijk
en de gevolgen voor het stadsbeeld zijn niet altijd
direct duidelijk zichtbaar, waardoor het nemen
van maatregelen moeilijk wordt. Wijziging van
voor bewoning gebruikte percelen tot kantoor of
werkplaats behoeft immers niet altijd gepaard te
gaan met belangrijke wijzigingen in het uiterlijk
der percelen.
De omstandigheid, dat vele percelen in de binnen
stad, met name die aan de grachten, deze veran
dering in het gebruik kunnen ondergaan, zonder
dat een al te ingrijpende verbouwing nodig is,
vergemakkelijkt de aanpassing aan de tegenwoor
dige maatschappelijke behoeften, zonder ontoe
laatbare aantasting van de karakteristieke archi-
tecturele schoonheid van de oude stad, hoewel,
zoals de ervaring heeft geleerd, hierin de kiem
tot een mogelijke deformatie reeds opgesloten
kan liggen.
In Amsterdam bleef de schade aan stadswijken
als gevolg van de oorlog beperkt tot enkele buur
ten, waarvoor wederopbouwplannen (aldus de
commissie), die een zekere bescherming van de
daarin begrepen stadsgedeelten bieden, zijn vast
gesteld of in voorbereiding zijn. Voor het over
grote deel van de binnenstad zullen plannen tot
vernieuwing nog niet onmiddellijk aan de orde
kunnen worden gesteld. Daarom is het nodig
thans maatregelen te treffen, die, meer dan de
reeds bestaande, op het behoud van het karakte
ristieke stadsschoon in zijn totaliteit zijn gericht.
Terecht wijst de commissie er op, dat een volledige
bescherming van het karakteristieke stadsbeeld
alleen mogelijk zal zijn krachtens een Rijks
monumentenwet. Daar omtrent het tijdstip van
de totstandkoming nog geen zekerheid bestaat,
wil men thans, in afwachting daarvan, ten aan
zien van de oude stad voorschriften vaststellen.
In grote trekken omvat dit gebied de oude stad
binnen Singelgracht, Y-gracht, Openhavenfront,
Bickersgracht en Zoutkeetsgracht.
Gezien het grote belang van deze verordening
laten wij hierbij de belangrijkste voorschriften
volgen, overgenomen uit het Gemeenteblad afd. I
no. 1391.
artikel 3
Indien het belang van het stadsschoon dit vordert,
kunnen B W als nadere eis stellen:
a. dat bij het oprichten, geheel of voor een ge
deelte vernieuwen, het uitbreiden of verande
ren van een gebouw:
1. wordt gebouwd, hetzij tot een geringere
hoogte, hetzij tot een grotere hoogte, dan
is toegelaten in art. 53, leden 1, 2 en 3,
18