bindend beschouwd moet worden, vermeden wordt. En bovendien mag geen gelegenheid ver loren gaan om fouten, die reeds gemaakt worden, weer ongedaan te maken. Niets is zo funest als de mentaliteit; in onze stad öf in onze straat is al zo veel lelijks, dat we de zaak verder maar op zijn beloop laten. Voor veel Nederlandse straten en pleinen zouden herstel- en verbeteringsplannen gemaakt kunnen worden zoals dit ook met name in Duitsland en Zwitserland gebeurt. In het blad „Die Mappe" kan men van tijd tot tijd verrassende voorbeelden hiervan zien. Aan de hand van een dergelijk plan kan men langzamerhand straten, pleinen en tenslotte hele steden hervormen. De schoonheid van onze steden is bezig ten onder te gaan door een funeste opeenstapeling van „klei nigheden": een paar bomen verdwijnen zonder dat er nieuwe voor weerkomen; een oud dak maakt plaats voor een onnodig lelijk nieuw dak; een mooi raam wordt vervangen door een aqua- riumruit; een winkelier maakt een lichtreclame en binnen een jaar hebben alle buren er ook één, liefst nog iets groter; een eenvoudig oud huis ver dwijnt en er komt een nieuw, dat zich niet wenst te voegen in de schaalverdeling van de omgeving. Al deze dingen zullen van kwaad tot erger gaan, wanneer hierin niet een zekere orde gebracht wordt waaraan ieder zich te houden heeft. Om een voorbeeld te noemen: in „die Mappe" stond een winkelstraat afgebeeld waar iedere winkelier 1 m2 aan reclame mocht besteden, aan te brengen op gelijke hoogte. Elkaar overschreeuwen was dus niet mogelijk (hiervoor dient de advertentie pagina van de krant en niet het stadsbeeld) en het resultaat was verrassend. Enkele beeldende kunstenaars hadden een aantal uithang- en gevel borden gemaakt die een vreugdevolle aanwinst voor het stadsbeeld vormden. Dit bewijst, dat eveneens door „kleinigheden", maar nu in posi tieve zin, een stadsbeeld weer verbeterd kan worden. Waarom zou in Nederland niet kunnen gebeuren, wat in het buitenland blijkbaar wel kan? Wanneer wij weigeren, de kans aan te grijpen onze steden, aesthetisch gezien, van de ondergang te redden, dan zal het voor een vol gend geslacht te laat blijken te zijn. Gelukkig is er, wat Kampen betreft, een vereni ging „Oud Kampen" opgericht. Dat bewijst, dat er toch nog mensen zijn, die begrijpen dat met het rijke cultuurgoed, dat deze stad is toevertrouwd, niet gespeeld mag worden. Het is te hopen, dat mede door de activiteit van „Oud Kampen" velen hiervoor de ogen zullen opengaan, zodat een bouwerij als hierboven gesignaleerd voortaan tot het verleden zal behoren. Wanneer men be reid is naar elkaar te luisteren en de zaak van het stadsschoon der historische kern in goede samen werking aan te pakken, dan zal er in Kampen nog veel bereikt kunnen worden. En niet alleen in Kampen. EEN HARTEKREET In de vergadering van de Contact-Commissie voor Matuur- en Landschapsbescherming, gehouden 10 december 1955 te Utrecht, werd de volgende resolutie aangenomen: De jaarvergadering der Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming, sprekende namens 89 Nederlandse verenigingen, wier in zichten zij op dit gebied vertegenwoordigt, verontrust door een steeds sneller afnemen van het natuur-areaal van Nederland; op wetenschappelijke, sociale en culturele gronden van mening, dat thans bewust naar een nieuw evenwicht moet worden gestreefd; 1. spreekt uit, dat het jaarlijkse bedrag van drie millioen gulden, dat als onderdeel van een zich over tien jaar uitstrekkend aankoop- en sub sidieplan, op de begroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is uitgetrokken, een onmisbaar bestanddeel vormt van een ver antwoord natuurbeschermingsbelei d 2. is van mening, dat thans op zeer korte termijn een Natuurbeschermingswet in werking moet treden, die het beginsel der natuurbescherming vastlegt, met voorkoming van het gevaar, dat door het nastreven van een te ver gaande detaillering een gevaarlijk uitstel wordt ver oorzaakt; 3. is van oordeel, dat het bos-areaal in Neder land, zowel absoluut als relatief, geen enkele vermindering meer gedoogt, noch qualitatief, noch quantitatief, en dat, zij het met de ge wenste soepelheid, de geldende gemeenschaps bevoegdheden op dit gebied onverkort gehand haafd moeten blijven, in afwachting van een nieuwe Boswet, die eveneens van deze begin selen dient uit te gaan. 14

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1956 | | pagina 22