hechtenis van ten hoogste zes maanden wordt ge straft, hij die het opzettelijk doet met een gevange nisstraf van ten hoogste een jaar. Tot dit laatste zal, vrezen wij voor de monumenten, de rechter niet gemakkelijk overgaan. In het licht hiervan komt het ons voor, dat de geldboeten een meer afschrik wekkend karakter dienen te hebben en dat kunnen zij alleen krijgen door drastische verhoging. Wel heeft de Minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen nog een stok achter de deur. Hij kan op kosten van de overtreder ongedaan maken, hetgeen in strijd met een verbod of voorwaarde is verricht, en het beschermde monument voor zover nodig in zijn vroegere toestand doen terug brengen. Uitermate belangrijk is artikel 16, dat luidt: De eigenaar van een beschermd monument is verplicht voor het onderhoud en de instandhouding behoorlijk zorg te dragen. Een dergelijk belang rijk artikel heeft tot nog toe geheel ontbroken en ontnam de kracht aan vele voorlopige vroegere schikkingen. Het is te hopen, dat met dit artikel van meet af aan goed gewerkt zal kunnen worden, al ontveinzen wij ons niet, dat hier een' goed ge organiseerde controle op zal moeten zijn. Men behoeft dit niet uitsluitend te zien als een nadeel voor de eigenaar, immers als eigenaar van een beschermd monument geniet men het voor recht in aanmerking te komen voor subsidie, waar bij rekening wordt gehouden met de draagkracht van de eigenaar. Overigens blijkt uit de M. v. T. dat niet-bescherm- de monumenten, waarvan het verlies te betreuren zou zijn, eventueel ook voor subsidie in de kosten van instandhouding in aanmerking kunnen komen. Ten aanzien van opgravingen en vondsten is het ver boden graafwerk te verrichten dat ten doel heeft het opsporen of onderzoeken van monumenten. De Minister kan evenwel diensten en instellingen aanwijzen dit graafwerk uit te voeren volgens door hem vast te stellen regelen. Roerende monumenten welke bij dit werk ge vonden worden, zijn eigendom van het lichaam dat het graafwerk heeft verricht. Uiteraard zit bij het voornoemde verbod de bedoeling voor, ondeskun dige opgravingen te verminderen en te bevorderen dat de opgravingen zo doeltreffend mogelijk plaats vinden. In de slotbepalingen van de Wet komen uiter aard maatregelen voor ter wijziging van de Wo ningwet en voorlopige handhaving van de Voor lopige Lijst der Ned. Monumenten van Geschie denis en Kunst, als lijst van beschermde monu menten. Daarbij wordt de verwachting uitgespro ken, dat met het aanleggen der registers ongeveer vijfjaren gemoeid zullen zijn, hetgeen van een ver heugend optimisme getuigt. Aldus luidt in grote lijnen, het ontwerp voor de Monumentenwet. Zoals men uit deze summiere beschouwing kan be grijpen, wordt met het aanvaarden van deze Wet een belangrijke stap vooruit gedaan ter bescher ming van het Nederlandse monument. Uiteraard zal dit afhankelijk zijn van de samenstelling der registers, van de controle op de uitvoering van de Monumentenwet en van, de beschikbare fondsen ter subsidiëring van de restauraties. Wat het laatste betreft vermeldt de M. v. T., dat de Wet slechts een betere regeling van de monumentenzorg be oogt. Zij zal in beginsel geen aanleiding geven tot uitbreiding van de bemoeiing in die zin, dat daar van hogere uitgaven ten laste van de rijksbegroting het gevolg zullen zijn. Met bijzondere belangstelling zien wij de behande lingvan deze wetnaar wij vertrouwen spoedig in de beide Kamers van de Staten-Generaal tege moet. Dat wij daarbij hopen, dat niet meer kracht aan de Wet zal worden ontnomen dan reeds bij het omzeilen der klippen gebeurde, zal als een begrij pelijke wens van onze zijde worden beschouwd. HET RAPPORT VAN DE STADSKERNCOMMISSIE VAN SITTARD De Stadskerncommissie van Sittard, in Februari 1954 geïnstalleerd, heeft thans haar rapport aan het Gemeentebestuur uitgebracht. Na een inven tarisatie van de stadskern, waarvan de resultaten op een kaart zijn vastgelegd, komt de commissie tot een lijst van te restaureren objecten. De ge meente zou vóór kunnen gaan door de restauratie van de wallen rondom de stad, en enkele zeer be langrijke panden op verschillende punten in de stad; een urgentielijst van deze panden is in het rapport opgenomen. De aanleg van een tweede Marktplein tegen de Zuidrand van de stad wordt toegejuicht; op spoe dig herstel van de „Schiefboanwiejer" een rest van de stadsgracht, die tijdelijk is drooggelegd, wordt aangedrongen. Voorts betoogt de commissie met veel nadruk de noodzaak van de aanleg van een rondweg onge- J06

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1955 | | pagina 26