De verklaring hiervoor is enerzijds te vinden in
het jarenlang getoonde gebrek aan doortastend
heid van de hoofdstedelijke overheid en anderzijds
aan het ontbreken ook in deze Nota van het
steeds maar weer gevraagde grote plan.
Opnieuw grijpt de Nota terug op het Algemene
Uitbreidingsplan van 1934 en slaan de samenstel
lers ervan zich op de borst over de, resultaten, wel
ke in de achter ons liggende jaren behaald zijn,
terwijl dit aan onze zijde juist zoveel reden gaf
tot ongerustheid. Zo meldt het rapport als 'een
voorbeeld van stedebouwkundige winst „het ge
dempte Rokin, hetwelk zich tot een boeiende grote stads
ruimte ontwikkelt." En zij voegt hieraan toe, dat
hierdoor ongetwijfeld wordt aangetoond, dat
veranderingen, in grote stijl ontworpen, positieve waarden
aan de oude stad kunnen toevoegen."
Niet alleen is dit een soort eigenroem waar een
luchtje aankleeft, maar bovendien is het le te veel
eer aan de openluchtgarage die het gedempte
Rokin is geworden en roept het 2e de vrees op,
dat ons zo'n verandering in grote stijl ontworpen, ook te
wachten staat voor het nog niet gedempte Rokin.
De ervaring heeft ons in dit opzicht wantrouwend
gemaakt.
Verontrustend is ook, dat de vastgestelde weder-
opbouwplannen (waarvoor overigens nog met de
oudheidkundige verenigingen gesproken zou wor
den, zoals het College in Febr. 1953 toezegde,
maar hetwelk nog steeds niet geschied is) „ver
nieuwingen en conserveringsplannen worden genoemd,
rehabilitatie en het begin van een reconstructiepolitiek
voor de binnenstad, die in andere wijken, waaronder in
de Jordaan voortgezet dient te worden."
Wetend, wat men met het Wederopbouwplan-
Nieuwmarkt beoogt, slaan wij deze reconstructie-
politiek met ernstige bezorgdheid gade. Waar in
de Nota op blz. 316 de behoefte aan een plan voor
de binnenstad wordt vermeld, stellen wij met ver
bazing vast, dat, niettegenstaande de Dienst van
Stadsontwikkeling en Stadsuitbreiding al ruim
26 jaar werkzaam is, een dergelijk plan nog
steeds niet ter tafel is gekomen. Wij kunnen dat
niet anders zien dan als een grenzeloze onder
schatting van de grote maatschappelijke en cultu
rele betekenis van de Amsterdamse binnenstad.
Ten slotte zit het venijn, het grote venijn van deze
Nota ook hier in de staart.
Immers uit de paragraaf: Te treffen voorzieningen,
blijkt, dat tóch tal van doorbraken en zelfs een
demping voorzien wórden. Daaronder zijn er
enkele aanvaardbaar, omdat zij van zuiver
Heemschutstandpunt bekeken, inderdaad, gezien
de huidige situatie, nieuwe schoonheid kunnen
scheppen en daardoor uit dat oogpunt alleszins toe
te juichen zijn. Ik denk aan de verbreding van de
Haarlemmer Houttuinen en aan de onvermijde
lijke verbreding van de Weesperstraat (omdat het
tunnelplan 5 doorgang vindt) met als gevolg daar
van de verbreding van de Markensteeg en Foelie
straat.
Maar daaronder zijn er meer die allerminst' on
vermijdelijk en vanzelfsprekend aanvaardbaar
zijn. Daaronder zijn de verbreding van de
Utrechtsestraat en Bakkerstraat,
doorbraak van' de grachtengordel 'tussen Spui
(of N.Z. Voorburgwal) en Elandsgracht,
sloping Oostwand Muntplein,
verbreding Reguliersdwarsstraat,
Verbreding Muiderstraat,
demping Lijnbaansgracht langs de Ziesenis-
kade.
In verband met het voornemen om het rijwiel-
verkeer uit de Leidsestraat te n'emen op spitsuren,
wordt gemeld, dat de verbreding van deze aan
trekkelijke winkelstraat voorshands achterwege kan
blijven.
Hier steekt de halfslachtigheid van de Nota de kop
op. Immers herhaaldelijk wordt vermeld, dat het
toegenomen verkeer, en het daarmee samenhan
gende parkeren, het grote probleem vormt en men
kondigt aan, dat dit offers zal vragen en laat niet
in twijfel, dat deze offers van de binnenstad zullen
worden gevergd.
Uit niets blijkt, dat men ook aan de schuldige n.l. dat
verkeer zelf offers zal vragen.
Onze gedachten gaan hierbij allerminst uit naar
een afsluiting van de binnenstad voor het verkeer.
Dat komt ons uiteraard voor een levende stad als
onaanvaardbaar voor. Maar wij blijven denken aan
een redelijke beperking van dat verkeer. En die beper
king zou gezocht kunnen worden in de „zelfzuch
tige personenauto's" en mogelijk zelfs nog in een
regeling voor de vrachtauto's die de aan- en afvoer
in de binnenstad te voorzien hebben, verder in een
spreiding van de spitsuren, parkeerverbod op veel
meer plaatsen, bevordering van het waterverkeer
enz. Met geen enkel woord gaat de Nota op het desbetref
fende adres van Heemschut in!
Waar blijft de studie van dit zo urgente probleem?
Een verstandige regeling met gezond verstand ge
troffen op basis van hedendaagse wetenschappe
lijke analyse zou niet alleen voor Amsterdam
maar voor het gehele probleem der Nederlandse
stadskernen zegenrijke gevolgen kunnen hebben.
Wanneer misdaad hand over hand toeneemt dan
zoekt men toch ook niet eenzijdig zijn heil in het
aanbrengen van rolluiken en in het grendelen der
deuren, maar pakt men toch de misdadigers zelf aari.
Nu willen wij het verkeer ook weer niet een mis-
18