TON KOOT VOET BIJ STUK Allerwege uit den lande bereiken ons de aanmoe digingen krachtig voet bij stuk te houden in de strijd tegen het toenemende verkeer in de binnen steden. Niet alleen uit Amsterdam en andere grote steden in Nederland, maar ook uit vele kleinere gemeenten komen de waarschuwingen, dat kort- zichtigen ter plaatse, dempingen en doorbraken bepleiten. Het zwichten voor de plannen in Amsterdam om doorbraken te forceren en straten en wegen te ver breden, ten behoeve van het verkeer in de binnen stad, wordt een groot gevaar geacht voor het ge hele land. Immers dat geeft steun aan al diegenen in zovele andere gemeenten bij hun heilloze plan- OP HEE nen. Men haalt hierbij als voor beeld aan de dempingswoede uit de 19de eeuw, waarin eveneens Amsterdam ge volgd werd in tientallen gemeenten. Hoe zinloos dat veelal was is allerwege in Neder land nog tastbaar tot schade van de toenmalige bestuurders en tot ergenis van hen, die er thans moeten leven (was er niet iemand, die dezer dagen gezegd heeft: „als wij nu dempen, zullen onze kinderen het al niet meer weten? Waarom nog experimenteren? Het onbeperkte toelaten van het zich wanstaltig uitbreidende verkeer in de grote binnensteden is één der verbijsterende uitingen van slap en uitzicht loos bestuursbeleid in onze tijd. Houden wij ons als klassiek voorbeeld bij Amster dam. In deze stad sluipt een monster rond, dat elke maand het leven eist van 7 personen en elke maand ongeveer 1200 personen lichamelijk of gees telijk kwetst. Er zijn vele oorlogen en rampen in het verleden geweest, die minder slachtoffers hebben geëist. Men zou dus menen dat dit monster het motorische verkeer met alle middelen die de be schaafde, besturende wereld ten dienst staan, wordt ingesloten, geremd in zijn acties, wordt aangepakt. In stede daarvan komen van officiële zijde (dat zijn de openbare diensten en de politie) de voorstellen, tot grotere faciliteiten, meer ruimte aan dat mon ster. Dit klinkt als een zonderling experiment. Voor experimenteren is geen enkele reden. Men zie naar de grote steden in Amerika, men zie naar Parijs. Met doorbraken, verbredingen, dempingen en slopingen voor parkeerruimte blijft men achter zijn adem aanhollen. Men weet daar nu, dat dit geen oplossingen zijn en doet het enige en laatste wat nog rest: drastische beperking van het ver keer in de binnensteden en men verbiedt het par keren. Ziedaar Heeft het met deze voorbeel den voor ogen nog enige zin bij ons te gaan expe rimenteren? Nu heb ik, zoals de lezer bemerkt, nog helemaal niet in het geding gebracht: de schoonheid van onze binnensteden die door deze doorbraken, dempingen en slopingen om hals wordt gebracht, omdat zij uit haar schaal, uit haar voegen wordt gerukt. rWACHT Ten vermanend woord Dezer dagen kwam mij in han den een artikel „Bouwkunst, ver keer en de Amsterdamse binnenstad" door archi tect J. J. P. Oud in „De Groene Amsterdammer" van 8 December 1951, dus driejaren geleden en vèr voordat de wanhoopsplannen van de politie en de desastreuze doorbraakplannen van de afdeling stadsontwikkeling in Amsterdam bekend waren. Ik citeer architect Oud, nadat hij uitvoerig be schreven heeft, hoe het verkeer in Parijs na alle doorbraken enz. vastloopt en een groot deel van de Parijse schoonheid heeft te niet gedaan: „Voor wat de vernietiging van het stadsschoon door exhorbitant autoverkeer betreft, verwijs ik naar het voorbeeld van Parijs. Dit toont aan, dat het moderne verkeer, vooral het particuliere auto verkeer, zodra het in volle omvang in de stad trekt, de schoonheid van het stadsbeeld aantast. Daar tegen bestaat geen remedie. Het is onnodig voor de Amsterdamse vroede vaderen zich het hoofd te breken over mooie of lelijke doorbraken. De doorbraak op zichzelf schaadt nog het minst. Het feit van de doorbraak: het ongebreidelde toelaten van de stroom van het verkeer, betekent het defï- nitieve einde van het plezier, dat de aanblik van een oude stad biedt. Ondergaat men dit trouwens al niet als men langs de Amsterdamse grachten kijkt en de auto's mannetje aan mannetje op de walkant staan? Wil men de oude binnenstad niet eerder dan nodig is zien ontluisteren, dan moet men deze beperkt open stellen. Wie zijn genoegen aan zo'n geval uit vroeger tijd wil hebben, zal zich daarin dienen te 1

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1955 | | pagina 9