TON KOOT
QUO VADIS AMSTERDAM?
Een ongemene beroering is de laatste maanden in
de hoofdstad te weeg gebracht door de eisen welke
ten behoeve van het verkeer bekend werden. On
der dat verkeer dan uitsluitend te verstaan de be
hoeften van het asverkeer en dan wel in het bij
zonder die van het motorverkeer.
Voor zover mijn kennis en herinnering mij helpen
geloof ik dat deze beroering van de laatste tijd
slechts te vergelijken is met de beweging, welke in
1901 opstak, toen bekend werd, dat de Reguliers
gracht gevaar liep om gedempt te worden. Het
werd de voorbode voor het oprichten van de Bond
Heemschut. De Amsterdamse burgerij, voor zover
zij besefte waarom het ging, liep te wapen. De
toen reeds bestaande genootschappen Amstelo-
damum en het Koninklijk Oudheidkundig Ge
nootschap waren in die dagen de vertolkers van
haar gevoelens en deze belegden vergaderingen
waar mannen als D. C. Meijer Jr. en Jan Veth het
woord voerden. En zij spraken daar opmerkelijke
en nu nog behartenswaardige woorden. Hoort
wat Jan Veth zei - het was 28 October 1901 -
over het toenmalige Bureau van Publieke Werken,
van wie de aandrang uitging om de Reguliers
gracht te dempen en tot een verkeersweg te maken.
„In veler schatting nu" aldus Jan Veth, „genieten
de adviezen van een technisch bureau altijd een
ongemene autoriteit. De mannen die met den
dagelijkschen gang van zaken vertrouwd, en er
voor verantwoordelijk zijn, weten beter dan ge
wone stedelingen, wat de praktijk vereischt; en
wie zijn gansche wetenschap, ervaring en arbeids
kracht aan een tak van beheer heeft gewijd, beseft
helderder dan de liefhebberende leek, hoe de groo-
te belangen het best behartigd worden, - zoo
meent men, en tot zekere hoogte zou ik met die
zienswijze meegaan. Want de koks moeten inder
daad beter weten hoe de spijzen worden klaarge
maakt dan de gasten. Alleen de eters ondervinden
weer onbevangener hoe de gerechten hen smaken
en bekomen; en wij, de gasten, aan wie wordt
voorgezet wat men van uit het Prinsenhof ons
verschaft, wij hebben van den goeden smaak van
wat er door het Bureau van Publieke Werken in
den laatste tijd is opgedischt, gemeenzaam gezegd,
nu langzamerhand toch wel onze bekomst ge
kregen."
Deze boude taal werd geuit, nu 53 jaar geleden.
Hoeveel er sindsdien ook veranderd is, in zijn al
gemeenheid zou dezelfde uitspraak ten aanzien
"van de binnenstad ook nu gebezigd kunnen wor
den.
Alvorens nader in te gaan op de huidige situatie
veroorloof ik mij op een tweede uitspraak van
Jan Veth te wijzen. Ik meen dat te moeten doen
om er de nadruk op te vestigen, hoe uit de kring
burgers, die men later Heemschutters is gaan
noemen, (men sla er de 31 jaargangen van Heem
schut maar op na), reeds tientallen jaren geleden
opmerkelijke waarschuwingen zijn geuit, die blijk
gaven van een diep cultureel besef en scherpe
vooruitziendheid. Die tweede uitspraak geldt de
Amsterdamse buurt buiten de Singelgracht tussen
Rijksmuseum en Amstel, die bekend staat als „De
Pijp" (welker sanering wij voorstaan).
Jan Veth zei dan: „De algemene geest die aan P.W
rondwaart valt echter niet alleen te kennen uit
wat er in de oude stad misdreven werd, ook het
gansche karakter van de toch onder de vigeerende
opvattingen en bouwverordeningen ontstane nieu
we stad, geeft grond tot de ernstigste bedenkingen.
Het is mijn doel niet iemand uit te noodigen, zij het
ook maar in zijne verbeelding, een wandeltocht
door de Pijp, door de buurt naar de Haarlemmer
zijde of door het Muiderpoortkwartier te maken,
ik zou enkel willen vragen, of er bij het bekommerd
peinzen over die wrakke en vale wijken, waaruit
de hele ontaarding U toegrijnst, een betere troost
valt aan te voeren, dan die gelatene overweging,
welke rekening houdt met de omstandigheid, dat
binnen een menschenleeftijd van heel dien schun-
nigen revolutiebouw, wel niet zo heel veel meer
hecht op z'n grondvesten zal blijven staan."
Ziedaar. Ik zou wel eens een onbevooroordeeld
rapport over de Pijp in z'n huidige staat willen zien
van het gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht,
benevens een rapport over de gezondheid en hy
giënische toestanden als gevolg van de bouw in deze
buurt.
Maar keren wij terug naar het heden.
Nieuw stadhuis op Vlooienburg.
Op 4 November 1954 nam de Gemeenteraad van
Amsterdam het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan, om voor eenzo brood nodig nieuw
stadhuis te bestemmen het oude Vlooienburg, het
89