TOM KOOT
OP HEEMWACHT
Het adres van de Bond Heemschut
Door verschillende bladen werd het adres van de
Bond Heemschut gericht aan Burgemeester en
Wethouders van Amsterdam inzake de problemen
van de binnenstad, de belangrijkste bijdrage uit de
strijd om Amsterdam genoemd (zie voor het vol
ledige adres: Heemschut 1954 blz. 31).
De gehele Amsterdamse en een deel van de lande
lijke pers besteedde veel aandacht aan ons adres.
Zo schreef de Volkskrant: „Het zijn constructieve
idccen die bewijzen dat de behoeders van het oude
en historische karakter van de stad allerminst
femelende sterrekijkers zijn, maar wel degelijk be
schikken over practische zin. Het spreekt immers
vanzelf, dat een en ander niet van vandaag of
morgen zou kunnen worden uitgevoerd. Maar men
zou er in grote lijnen naar kunnen streven. En
dat is het belangrijkste met dit uiteindelijk
resultaat voor ogen stante pede zijn aanslag op
Oud-Amsterdam kunnen staken".
In „Vrij Nederland" sprak Oud-Minister In
't Veld zijn waardering uit voor de gedachte van
dit plan. In aansluiting hierop schreef „De Linie"
„wanneer de krotopruiming grootscheeps aan
gepakt wordt, zoals Mr. In 't Veld op goede gron
den van plan is, wacht hier mettertijd een groot,
fraai en centraal gelegen gebied ter weerszij van de
Amstel op stedebouwkundige herschepping. Hier
mee komt het nieuwe gezichtspunt overeen: het
bekende adres van de Bond Heemschut, dat alom
een levendige en over het algemeen zeer instem
mende reactie heeft ontmoet maar nog niet in de
Raad behandeld is".
„Elscviers Weekblad" schaarde zich in een reeks
van voortreffelijke artikelen bij herhaling achter
het voorstel van de Bond Heemschut. Het blad is
het met Heemschut eens, dat „de Pijp" een der
slechtst gebouwde en aangelegde 19de eeuwse
woonwijken is en bepleit opruiming, zodat deze
rommelhoek een stedebouwkundig middelpunt
kan worden.
„Dit is weer een nieuw plan bij de vele, welke in de
loop van de jaren zijn gemaakt en waarvan tot
dusverre maar weinig is verwezenlijkt", aldus De
Nieuwe Rotterdamsche Courant en het blad ver
volgt: „De suggestie is zonder twijfel vrucht van
ernstige overweging en zoeken, maar zal het weer
geen roepen in de woestijn blijken te zijn, dat de
Bond Heemschut hier doet? Er dient een koor van
stemmen op te gaan, zodat de noodkreet overal
gehoord wordt en men door het ineenslaan van
vele handen met iets positiefs uit de bus komt, nog
voordat het te laat is. Moge dit Plan Heemschut
hiertoe zijn bijdrage leveren", aldus de N.R.C.
De slag om Amsterdam
Hoewel de „slag om Amsterdam" al jaren, in zeer
ongelijke strijd, gevoerd wordt, wijdt de grote pers
daar juist de laatste tijd zeer terecht veel
aandacht aan. De felle aanslagen die thans op het
stedeschoon worden gedaan geven daar alle aan
leiding toe. Men denke aan het rigoreuze uitbreken
van vele waardevolle interieurs, aan het te lang in
gebreke blijven om een behoorlijke dienst van de
Monumentenzorg in het leven te roepen, aan de
vijf z.g. Wederopbouwplannen, waarvan het plan
Nieuwmarkt een volledig sloopplan is, aan de
stedebouwkundige ontwrichting van het Museum
plein, aan de voorgenomen afbraak ten behoeve
van een massaal modern hoofdkwartier voor de
Nederlandsche Bank aan de Oude Turfmarkt, enz.
Nuchter denkend als burger met hart voor zijn
stad, staat men herhaaldelijk versteld over wat er
nu hier dan daar gebeurt, maar méér misschien
nog om wat niet gebeurt.
Negen jaren zijn voorbij gegaan sinds de bevrij
ding een eind maakte aan de gruwelen en vernie
lingen van de tweede wereldoorlog. Is het dan
overdreven van de overheid van de hoofdstad te
verwachten, dat zij met een plan komt waarin zij
in grote lijnen haar bedoelingen uiteenzet?
Als dat er is, dan kent de burgerij het niet, die
immers telkens met partiele plannen wordt gecon
fronteerd, soms pas (zoals het Weteringschans
circuit) als de straten worden opgebroken!
En als men de burgerij een plan ter kennisneming
voorlegt en haar mening vraagt (Museumplein) en
deze in overgrote meerderheid haar afkeuring laat
horen, schuift men deze van tafel en zet onver
stoorbaar zijn eigen plannen door.
Grote lijnen gevraagd
Het is gemakkelijk gezegd, dat wij grote lijnen
57