Holland, waar bij dc aanleg een axiaal systeem voor tuin en overtuin tezamen werd toegepast. Bij buitens, die aan de bocht van de rivier lagen, was het terrein te onregelmatig van vorm om een bepaald principe van aanleg door te voeren. Hier gingen huis- en tuinarchitect naar bevinding te werk, zoals b.v. bij Petersburg, Elseburg, Ouder- hoek, Vreedenhoff en Middelhoek. Enkele buitens in dc buurt van Maarsscn, gelegen tussen het jaag pad en dc Dicpcndaalse Dijk, waren minder op dc rivier georiënteerd dan op dc grote weg. Een voor beeld hiervan was Doornburgh. In mindere mate ook Goudesteijn en Den Oever. De meeste huizen lagen met hun voorgevel naar de rivier of naar de grote weg. Een enkele maal kwam oriëntatie op het Zuiden voor o.a. bij Elseburg, Middelhoek en Oostcrvccht. Thans komen wc tot dc tuinen zelf, die op de op vorenomschreven wijze ingedeelde terreinen wer den aangelegd. Bij de tuinen uit dc bloeitijd van dc Vechtstreek is het mogelijk de verschillende onderdelen afzonder lijk te bekijken. De onderlinge samenhang der onderdelen was dikwijls uitermate los. Een voor de tijd karakteristiek ideaal was natuur lijk het navolgen van de klassieke oudheid. Hoewel aangenomen werd, dat de lusthoven der Romeinen moesten worden beschouwd als de oorsprong aller tuinkunst, men was het er over eens, dat Frankrijk boven alle landen uitstak. Daarom werd in die tijd uitgegaan van de Franse tuinaanleg. Het meest in het oog springend waren hiervan de symmetrisch aangelegde broderies. Dergelijke kunstige en ge kunstelde perken kwamen aan de Vecht veel voor. Het Franse voorbeeld werd volledig overgenomen. Een voorliefde bestond voor ontwerpen met een af sluiting van tuinen door halve cirkels van berceaux, prielen met latwerk, of geschoren hagen. Een be kende tuinarchitect, die veel tuinen ontwierp voor buitenplaatsen, was Daniël Marot, die zich in 1704 te Amsterdam vestigde. Hij werkte veel met krul- patronen met een ronde vijver in het midden. De consequent doorgevoerde axiale aanleg, aan het einde afgesloten met een halve cirkel bij de meeste buitenplaatsen langs de Vecht ver raden het ontwerp van Marot en diens na volgers. In de tuinen aan de Vecht, die niet door Marot ontworpen zijn, schijnen de pa tronen der broderieên geen producten te zijn geweest van bijzondere kunstvaardigheid. Het was ook niet mogelijk op deze, in ver gelijking met de Franse tuinen, kleine tuinen het Franse barokke principe door te voeren. Dat dit toch geschiedde had tot gevolg een overladen indruk. Dit heeft er wel toe geleid, dat de Hollandse tuinlieden geen slaafse na volgers van Franse grootmeesters zijn ge worden. Het kweken van bijzondere planten en bloe men was een liefhebberij, die op min of meer wetenschappelijke basis, in ons land in de 17de- en 18de eeuw veel werd beoefend. Resultaten hiervan vindt men tegenwoordig nog op Queekhoven, Boom en Bosch, en Gunterstein. Invloed op de aanleg en stijl der tuinen heeft dit echter niet gehad. Ten aanzien van dc beplanting kan gezegd worden, dat dc perken meestal een klein ge deelte van de buitenplaatsen besloegen, en dat het grootste deel uit rechte lanen van bomen en struiken bestond. De vocrlicfdc voor bomen en heesters moet een gevolg zijn geweest van de bodemgesteldheid in ons land. De Vechtstreek stond bekend als een lommer rijk landschap. Geschiedschrijvers en dichters gewagen hiervan. Bloementuinen waren niet 48 Doornburg, het hek aan de Vecht

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1954 | | pagina 24