oudheidkundige genootschappen". De redactie
blijft anoniem. Nog wordt vermeld: „Met mede
werking van Rijks-monumentenzorg, talrijke Ge
meente- en Rijksarchitecten, restaurateurs van
oude en nieuwe gebouwen en kerken, benevens des
kundigen uit de kringen Heemschut, Hendrick de
Keyzer en vele oudheidkundige experts".
Zonder omslag dient bekend gemaakt te worden,
dat de oudheidkundige genootschappen, wier na
men genoemd worden, van het verschijnen van dit
blad onkundig waren, evenals hun onbekend is,
welke lieden zich aan hun belangen gaan wijden.
De artikelen over de oudheidkundige verenigingen,
waarmede het blad gevuld is, zijn overgenomen uit
haar vroegere publicaties. Vermoedelijk is iets der
gelijks ook met advertenties gebeurd, aangezien
een adverteerder ons berichtte, dat hij van een op
zijn naam staande advertentie in dit blad volkomen
onkundig was en de tekst van deze advertentie
overgenomen moet zijn uit een blad waarin hij
vroeger wel adverteerde.
Een en ander is ons aanleiding er de nadruk op te
leggen, dat de Bond Heemschut in geen betrekking
tot dit blad staat, niettegenstaande die indruk ge
wekt wordt, en dat de Bond Heemschut niet voor
nemens is er medewerking aan te verlenen, daar hij
van mening is, dat zijn eigen orgaan „Heemschut"
volledig in staat is zijn belangen te behartigen.
Daarbij wenst de Bond Heemschut zijn blazoen
als ideele vereniging onbesmet te houden.
W. STOOKER
NU EENS OVER GRACHTEN, DIE NIET GEDEMPT ZULLEN
WORDEN
Wandelende op een vroege Zondagmorgen in de
maand Mei hoorde ik een dame tot haar bege
leider zeggen: „Wat zijn onze grachten toch mooi."
En die spontane uitroep waarmede de schoonheid
van onze grachten werd vastgesteld, was gerecht
vaardigd.
Er was op dat stille morgenuur een stemmige
schoonheid.
De stilte, geen verkeer datje afleidde, heerlijk zon
nig voorjaarsweer, 't frisse groen van de bomen
en vooral daaronder de kastanje met zijn bloemen
pracht gaf aan 't geheel een bijzondere bekoring.
Verder het langzaam voortstromende water, waar
in de afspiegeling van al die boogbruggen en als
afsluiting van dit grachtbeeld de hoog oprijzende
Domtoren.
Werkelijk een beeld van grote schoonheid!
Zeker er zijn meer steden die mooi zijn door hun
grachten, maar U zult moeite hebben er één aan
te wijzen, die zich kan meten met Utrecht.
Drie tot vier meter in de diepte tussen de kade
muren het kalm voortstromende water, de werven,
meest terweerzijden van de gracht en op enkele
plaatsen begrensd door uit het water oprijzende
gevels, waarvan de onderbouw toch meest weer
open bogen geeft, waarachter een overdekt werf-
gedeelte op die werven de bomen dan de
ongeveer drie meter hoge werfmuren waarop de
balie's voor afsluiting van de straat en dan de
straat gelegen boven de achter de werfmuren ge
legen overkluisde kelders, die soms wel dertig
meter diep onder de straat en de langs de gracht
staande percelen doorlopen en Voor werk- en berg
plaats gebruikt worden.
Vroeger waren in deze kelders zelfs woningen ge
sticht, ik meen me te herinneren dat deze om
streeks 1905 nog bewoond waren.
22
Utrecht. Werven, die een goede beurt behoeven