menten in Nederland welke wat dis-harmonie be-, treft overeenstemmen met het kapel-raadhuis van het dorp Eersel. Men restaureert al te veel zonder de feitelijke historische achtergronden te kennen of althans zich in consequentie daarnaar te gedragen. Er moet bij restauraties tegelijkertijd afdoend naar gestreefd worden om aan de oude gebouwen hun oorspronkelijke bestemming terug te geven of, in dien dit beslist onmogelijk is, er toch altijd een be stemming voor te vinden die daaraan althans ge lijkwaardig is of daaraan parallel loopt. Dan pas is er harmonie tussen het uiterlijk en het innerlijk, tussen de letter en het wezen, tussen de stof en de geest. Een voormalig gildehuis zou nimmer gedegra deerd mogen worden tot een gewone woning. Een voormalig Godshuis mag nooit als raadhuis ge bezigd worden of gehandhaafd blijven. Want dit is een abrupte overgang van het religieuze naar het profane, van het gebied van de kerk naar het ge bied van de staat, van het meer ideële naar het meer practische. Toen het Kempenlandmuseum in Eindhoven haar huisvesting verloren had en er sprake was van een nieuw raadhuis voor de gemeente Eersel heeft men wel eens voorgesteld het kapel-raadhuis als Kem penlandmuseum in te richten. Hoezeer men ook kan sympathiseren met musea, men moet toch toe geven dat het onderbrengen van epn museum in een voormalig bede-huis onjuist is (of het zou een museum voor religieuze kunst o.d. moeten zijn!), èn ter wille van de historie, èn ter wille van het ge lovige volk, hetwelk een religieuze verplichting en een piëteitsvolle geloofsuitdraging ontnomen zou worden. De kapel te Eersel is nu reeds driehonderd jaren als raadhuis in gebruik; feitelijk driehonderd lange ja ren als zodanig MISBRUIKT. Hier moet een historische fo.ut goedgemaakt wor den. Sedert lang is het kapel-raadhuis voor het groeiend gemeentelijk bestuursapparaat te klein; er moet naar een groter gebouw worden uitgezien. De ge meente werkt hier naarstig aan en zij is niet onge voelig voor de aandrang öm straks de kapel weer in haar oude glorie te herstellen, haar beschikbaar te stellen voor haar oorspronkelijke, devote bestem ming. Dit zou dan bereikt moeten worden door toe doen van een hernieuwde restauratie, die dan be tere, zelfs zeer goede kans van slagen heeft. Een grondige restauratie van deze kapel is alleszins verantwoord. Zulke oude, karakteristieke en merk waardige kapellen treft men maar zeer weinig, of zogoed als niet aan. De Eerselse kapel is in de Kem pen dan ook, naast de romaanse te Oirschot en wel licht 'n enkele andere, enig in haar soort. Zij is een eenvoudig bakstenen geval, uiterst sober behan deld en als het ware streng-functioneel opgetrok ken. Haar gehele verschijning en haar afmetingen en verhoudingen zijn echter zo vriendelijk en aan genaam voor het oog, dat de kapel, in al haar een voud, toch een fraai stuk architectuur genoemd mag worden. De bescheiden, ingetogen steunberen tegen de buitenmuren geven naast het gevoel van stevigheid ook het kerkse en het picturale aan haar wezen. Het eenvoudige leien dak met het sympa thieke klokketorentje, het smeedijzeren kruis, de typische schoorstenen en de gezellige, kleine dak kapellen er op, het is alles heel knus en genoeglijk. Soms streelt het zonlicht over de verweerde steen. De oude muur staat dan in een warme gloed. Wat een kleur, wat een rijkdomIn louter baksteen, ge bakken klei of leem van honderden jaren her. Daar ligt een hele wereld in; daarin zijn tijd, lotgevallen, gebeurtenissen, liefde en leed geconcentreerd. Men is in Eersel op de goede weg. De grond voor het daarop bouwen van het nieuwe gemeentehuis schijnt al gekocht te zijn, op de plaats van een uitgevallen, verouderd en gesloopt huis aan de dorpskom, vlak bij de kapel. Het kan niet mooier. En toch ben ik bang voor de „schone voleinding". Op een dorp ontbreekt maar al te vaak de diepere interesse die gegrondvest is in het wezen zelf. De spreekwoordelijk geworden „dorpse gemoedelijk heid" kan voor zulke dingen wel eens funest wor den. Ik bedoel natuurlijk niet speciaal het dorp Eersel, hier wordt in het algemeen gesproken. Men moet zich in die gemoedelijkheid niet vergis sen; dat is vaak alleen de buitenkant nog maar, het schijn-bare. Daarnaast is er al te dikwijls een al te grote uiterlijkheid, bekrompenheid, kortzichtig heid, waanwijsheid. En onderlinge haarkloverij, jaloezie en naijver. Dit zijn alle zeer belangrijke factoren die het lot van een waardevol monument voor eeuwen kunnen bepalen, zelden ten goede. Op zo'n dorp ontbreekt ook vaak de nodige des kundigheid om in dergelijke zaken een juiste ge dragslijn te volgen, hoewel dit in Eersel nogal mee zal vallen omdat men daar, geloof ik, altijd nogal vlug klaar staat om er een vloed van deskundigen bij te halen. Ook dat kan funest worden. Het ding wordt dan dood geredeneerd. Het essentiële is, dat het gebouw, hetwelk in hoofd vormen het aanzien van een middeleeuwse kapel heeft ook voor wat haar inwendige betreft en voor wat de uiterlijke raampartijen en allerlei andere details aangaat in volledig evenwicht met haar oor sprong en haar gedaante gebracht moet worden. Alleen zó kan volkomen historisch recht worden ge daan en alleen zó kan 't gothische gebouw over ge heel haar wezen in harmonie zijn. Ton Koot, de redacteur van „Heemschut" sprak 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1952 | | pagina 20