ook voor de Romaanse en Gotische stijlen op, ter
wijl aan de andere kant evenzeer het juiste begrip
voor de Renaissance, de Barok en Rococo ver
dween. In onze tijd is er soms een overdreven af
keer voor het schone, dat de Romantiek bracht,
maar daar staat tegenover, dat de kunst van de 17e
en de 18e eeuw in een feller licht valt, misschien
wel eens te fel. De tijd is thans ook gekomen, die,
na de „Kitsch" van het werkelijk grote te hebben
onderscheiden, het grootse van de Romantische
stijl erkent en waardeert.
Het merkwaardige is niet, dat in de orgelcultuur
een daarmede te vergelijken wisseling van waarde
ring en verwaarlozing voorkwam en nog voor
komt, maar wel is opvallend, dat in de orgelwereld
deze wisselingen telkens wat achteraan kwamen.
Zo bouwden verschillende goede orgelbouwers in
de eerste helft der 19e eeuw, voortwerkend op de
oude tradities, in bijna geheel of geheel klassieke
trant. Zo is er thans een vrij algemene afkeer van
de orgelbouw in de 2e helft der 19e eeuw, hoewel
deze, naar mijn vaste overtuiging, ook wel goeds
heeft gebracht. Dat men de fabriekmatige orgel
bouw van de laatste decenniën der 19e en van de
eerste decaden der 20ste eeuw verfoeit, is, boven
elke twijfel, juist. De orgelbouw moet haar enige
kans om weer tot een kunstambacht te worden, zoe
ken in de individuele kunst van de goede orgelma
ker, al zullen daarbij om economische redenen, al
lerlei toepassingen van de moderne techniek en be
drijfseconomie niet straffeloos ongebruikt gelaten
mogen worden.
Deze herleving van de belangstelling voor de oude
orgelmuziek en voor de oude orgels manifesteerde
zich het eerst in de vorm van protesten tegen
het doen verdwijnen van antieke instrumenten.
Een man, die op dit gebied veel heeft gedaan, was
de heer J. W. Enschedé, die bovendien naam maak
te door verschillende belangrijke archeologische en
muziekhistorische publicaties. Na 1935 kwam er
een min of meer wetenschappelijke bestudering van
de techniek van de oude orgelbouw, soms ook ge
ïnspireerd door Duitse voorbeelden, al waren die
niet alle even gelukkig. Het is volkomen begrijpe
lijk, dat er bij een herleefde belangstelling ook fou
ten gemaakt zijn bij de conservering van het oude
orgelbezit. Doch al doende leerde men. De kerken
hebben voorts het belang van het orgelbezit inge
zien en voorlichting gegeven.
Doch reeds voordat de Kerken zelve tot het besef
van de grote waarde van hun oude orgelbezit kwa
men, had het Ministerie van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen getoond de rijkdom van onze
oude orgels mee te willen helpen conserveren. Was
aanvankelijk alleen een fraaie kast, als meubelstuk,
voorwerp van monumentenbescherming, sedert
1921 geeft het Rijk subsidies voor de restauratie
van instrumenten. Vooral in meer recente tijd strekte
de zorg van het Rijk zich verder uit, in het bijzon
der ook blijkend uit de inventarisering van ons
waardevolle orgelbezit, waartoe het de Rijkscom
missie van advies voor Kerkorgels opdracht gaf.
Deze Rijkscommissie heeft haar voorstellen dien
aangaande enige tijd geleden ingediend en het is te
hopen, dat er fondsen beschikbaar komen om deze
(voorlopige) Lijst van de Orgels, die als monumen
ten van Geschiedenis en Kunst beschouwd moeten
worden, uit te geven. Ik hoop in dit Orgaan van
de Bond Heemschut de gelegenheid te hebben
iets meer over deze Lijst mede te delen.
Niet alleen bleken de Overheid en de Kerken oog
en oor open te hebben voor het orgel, nog veel
meer toonden individuelen hun liefde voor het in
strument. Allerlei publicaties op aesthetisch, tech
nisch en historisch gebied vonden in Nederland en
soms ook in het buitenland een gerede afzet, hoe
klein het debiet voor een dergelijke literatuur ook
moge schijnen. Een levendige discussie vindt voort
durend plaats in de tijdschriften, al is deze mis
schien wel eens wat al te enthousiast.
Men kome echter niet tot de onjuiste conclusie, dat
de sympathie er alleen voor het instrument is; neen,
ze is er uiteraard ook voor de orgelmuziek: een
stroom van belangrijke en nog veel meer onbelang
rijke composities dringt zich aan de bespelers van
het instrument op en via hen aan het orgelminnen-
de publiek. Aan ons, maar vooral aan de na ons
komende generaties, is de taak om te ziften.
Hoe belangwekkend de algemeen-culturele beteke
nis van het orgel ook zij - of nog beterhoe gaarne
men die betekenis ook wil verhogen -, de algemeen-
culturele betekenis zal altijd relatief beperkt blijven.
Natuurlijk zal de liturgische functie van het instru
ment altijd veel meer op de voorgrond treden. In
de eredienst komt het orgel het best tot zijn recht;
in dit milieu kan het tot bezinning brengen en aan
zijn doel beantwoorden, het doel, dat op het Alk-
maarse orgel staat aangegeven: „Ad solius Dei
gloriam".
Het Bestuur van de Bond Heemschut wekt de leden op, om Vrijdag 5 September a.s. te reserveren
v/d Algemene Ledenvergadering, welke ditmaal te Goes zal worden gehouden met o.m. een gemeen
schappelijke koffiemaaltijd en excursies door de stad. Een convocatie wordt de leden toegezonden.
60