1742, Zierikzee 1770, Arnhem
1770, Nijmegen 1773 enz. Natuur
lijk was die naijver niet alleen van
belang voor de bouw of vernieu
wing van een instrument, maar
even goed voor de bespeling ervan.
Men was ook jaloers op eikaars
goede organisten. De organist,
meestal tegelijkertijd ook beiaar
dier, was na de Reformatie bijna
altijd een stedelijke functionaris,
zoals dat in Haarlem thans nog
het geval is. Wist het Calvinisme
aanvankelijk in sommige delen
van het land het gebruik van het
orgel tijdens de eredienst te ver
hinderen, in diezelfde tijd bleef
het orgel toch het publieke concert
instrument; de orgelbespelingen
van Jan Pietersz. Sweelinck en
diens zoon Dirck waren de muzi
kale evenementen bij uitnemend
heid in het 17e eeuwse, puri
teinse, Amsterdam.
Deze grote belangstelling bleef
niet. Hoewel er aan het einde van
de 18e en het begin van dc 19e
eeuw nog tientallen voortreffelijke
orgels werden gebouwd in alle
delen van Nederland, is er toch
een verandering te bespeuren,
vooral veroorzaakt door de op
komst van een nieuwe muziek
stijl: de Romantiek. De laat-i8e
eeuwse en Romantische muziek
leent zich, over het algemeen min
der goed voor het orgel, vooral
niet voor het Renaissance-, Barok- of Rococo-orgel.
Het instrument van de 15e tot het begin van de 1 ge
eeuw is het beste geschikt voor de weergave van
absolute, polyphone muziek.
Niet alleen deden de late 18e eeuw en de Roman
tiek de voorwaarden voor de echte orgelmuziekstijl
ongunstig worden, maar ook richtten zij zich bij
voorkeur tot andere instrumenten: de piano, de
viool, de cello en vooral tot het orkest. Het concert
leven ging zich verplaatsen van de kerk naar de
concertzaal en al heeft men dan soms getracht de
orgelcultuur ook daar in leven te houden door een
goed concertinstrument te doen bouwen, het orgel
stond niet meer op de voorste plaats zoals vroeger en
bleef ondergeschikt aan het orkest. Er ontstond een
wisselwerking: omdat het orgel minder belangrijk
werd - later zelfs bijna alle betekenis verloor
schreven de belangrijke componisten ook niet of
bijna niet meer voor het orgel. Pas in veel later tijd,
toen er hier en daar, vooral in Frankrijk, een goed
Romantisch orgeltype ontstaan was, richtte de aan
dacht van enkele componisten zoals César Franck
en Camille Saint-Saëns zich weer gedeeltelijk op
het orgel.
Pas toen de belangstelling voor de 17e en 18e eeuw
se muziek ging herleven, d.w.z. dus eigenlijk pas
goed in de 20ste eeuw, kwam ook het oude orgel
meer op de voorgrond. Men ging zich bezinnen op
de schoonheid van het orgelbezit uit het verleden,
dat vooral in Nederland relatief zeer groot was en
nog steeds is. Over die herleefde interesse wil ik
gaarne iets in het kort vertellen.
Vooreerst is het een algemeen verschijnsel, dat men
op een gegeven ogenblik gaat terugzien op het
schone van een vóór-vorige cultuur. Nadat in de
17e en 18e eeuw de liefde voor de Gotische stijl ver
loren was gegaan, kwam in de dagen der Roman
tiek de bewondering voor de Middeleeuwen en dus
59