huis. Het stond niet vermeld, dus was het geen mo
nument. Men zou denken, dat gezond en gevoel
voor ware schoonheid zich tegen het papier zouden
verzetten en men in Hoorn een stad waar men
van historische schoonheid behoort te weten de
fout van 1921 zou herstellen.
De Bond Heemschut sprong op de ketting en pro
beerde de overheid te overtuigen dat het wijzer
ware het huis te behouden, het was immers heel
goed mogelijk het huis te splitsen, er twee wonin
gen van te maken en zo toch het fraaie complex
als geheel te behouden. Neen, men scheen er be
paald van gemeentewege op te staan, het huis te
doen. verdwijnen. Er kon misschien iets nieuws ko
men dat niet behoefde te misstaan en nieuwe
schoonheid kon bevatten?
Wij kennen dit verweer maar al te goed en staan
er sceptisch tegenover, niet omdat wij behoudziek
zijn, maar omdat de ervaring ons wijzer heeft ge
maakt.
Thans, twee maanden later, is het huis hoek Baad-
land gesloopt en het nieuwe met grote spoed ge
bouwd. Wij zijn gaan kijken.. Het is in één woord
ontzettend. Er staat nu naast de vergrijsde gevels
van de zeekant een zoetig villaatje, tot overmaat
van ramp opgesmukt met kitscherige ornamenten,
die elke waarachtigheid of zin missen. Een product
van onmacht en gebrek aan goede smaak.
Hier is zo gespot met al wat een ieder, die voelt
voor stadsschoon en gezonde monumentenzorg,
heilig is, dat het vernederend is dit te moeten aan
zien.
Na dit vertoon van gebrek aan cultureel besef kan
men slechts diepe zorg koesteren voor de oude
schoonheid, welke Hoorn nog bezit. Hier staat de
hedendaagse stenen getuigenis van gemis aan stijl
gevoel en van een volslagen wanbegrip voor de
goede verhouding, kleur en vormgeving, welke in
Neêrlands grote tijd tot zulk een waardige bouw
kunst leidde. Het is diep en diep treurig, dat de
bereidheid en de medewerking bij de verantwoor
delijke autoriteiten is gevonden om de Binnenluien-
dijk en Hoorn dit aan te doen.
Hoorn heeft een bar slechte beurt gemaakt.
Moge dit huis als een Mene thekel zijn, dat ter harte
wordt genomen, anders zien wij de verdere „ver
betering" van oud-Hoorn met bekommernis tege
moet. T. K.
D r M. A. V e n t e
DE WAARDERING VAN HET ORGEL IN NEDERLAND
Het orgel is ons meest geliefde en tegelijkertijd ons
meest vergeten muziekinstrument. Enige duizen
den organisten en hun leerlingen bespelen het en
zijn eraan gehecht, vele tienduizenden genieten er
van tijdens de godsdienstoefeningen en de bespe
lingen, vele honderdduizenden echter horen het re
gelmatig zonder het te waarderen, even zovelen
horen het regelmatig en verafschuwen het (in ver
band met de kwaliteit van de bespeling lang niet
altijd ten onrechte) en nog meer kennen het in het
geheel niet. Er zijn duizenden muziekliefhebbers,die
in de radioprogramma's het eerst kijken naar de
orgelconcerten, die gegeven zullen worden, er zijn
er nog veel meer, die onmiddellijk op een ander
radiostation afstemmen, zodra ze orgelklanken ho
ren. Er zijn er tenslotte ook nog velen, die gaarne
luisteren naar de decadente vormen van orgelmu
ziek op „concert"-, cinema- of pijploze orgels.
Ik wil echter gaarne iets vertellen over het „echte"
orgel en de daarvoor gelukkig snel groeiende
belangstelling en zal me daarbij bepalen tot het or
gel binnen het Nederlandse territorium.
In vroeger eeuwen, ja, reeds voor de Reformatie,
was het orgel het muziekinstrument bij uitnemend
heid èn door de in vergelijking met andere instru
menten hoge graad van perfectie èn door de veel
meer centrale plaats, die de Kerk en het kerkge
bouw in het leven der mensen innamen. Het orgel
was zo belangrijk, dat de stedelijke overheden in
deze zaak niet onverschillig waren: de magistraat
had medezeggenschap in de bouw of het herstel
van een orgel en in de benoeming van de organist.
Reeds in de 15e eeuw, en in nog sterker mate in de
16e, 17e en 18e eeuwen, was er een edele naijver
tussen de steden (en soms ook de dorpen) als het
ging om het bezit van een goed orgel. Zo in de 15e
eeuw: de Oude Kerk te Delft kreeg in 1455 een
nieuw orgel „na manyren ende formen als dat
werck tot Leyden is tot sinte Pieters ende alsoo goet
van geluyde als tUtrecht is in den Doem tsinte
Martiins"; dezelfde kerk te Delft kreeg in 1458
nog een tweede orgel, dat het moest kunnen opne
men tegen ieder orgel „in hollant of in brabant of
in vlaenderen of int stichte van utrecht". Zo gaat
het ook in de 17e eeuw. Hier volgt een chronolo
gische opsomming: 's-Hertogenbosch 1618-33,
's-Gravenhage 1629, Leiden St. Pieter 1639, Alk
maar 1640, Rotterdam 1644, Zutfen 1645, Amster
dam Nieuwe Kerk 1655, Dordrecht 1671. En in de
18e eeuw: Zwolle 1721, Alkmaar 1725, Amster
dam Oude Kerk 1726, Maassluis 1732, Gouda
1736, Haarlem 1738, Purmerend 1742, Kampen
58