doen door goede voorlichdng, hulp bij het maken van tekeningen, het verstrekken van gegevens, van bouwfragmenten, e.d. Zeker, men heeft dit op zijn manier in het verleden op zeer beperkte schaal wel gedaan, maar veelal zo slapjes,"dat zelfs de betrok ken vaak zeer welwillende ambtenaren er moedeloos onder werden of anderzijds zó harteloos en zó zonder het ware gevoel van liefde voor het oude stadsschoon, dat de resultaten bedroevend zijn. Het belang van de alom geroemde binnenstad en de hoeveelheid harer monumenten zouden alles zins gerechtvaardigd hebben, dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Amsterdam een eigen bureau zou hebben. Dat de stad Amsterdam dit lie ver in eigen hand houdt, kan ik als Amsterdammer heel goed begrijpen en billijken; zij heeft het echter niet in eigen hand genomen, zij heeft een compromis aanvaard, nl. dat een architect van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de vergaderingen van de Commissie voor de oude stad bijwoont en wan neer die niet heel fel appelleert beschouwt Amster dam dat als een bewijs, dat de Rijkstoestemming automatisch verkregen is. Dat is stellig nooit de bedoeling geweest. Deze figuur was bedoeld als adviseur. Tegen deze nieuwe opvatting van zaken is daarom een fel protest op zijn plaats, een protest in het be lang van de roemrijke schoonheid van Amsterdam. Hier wordt nl. op de schouders van één man een zijdig een taak gelegd, die geen enkeling, hoe kun dig ook, kan dragen. Hier moet de verantwoording genomen worden door één man die toch al zwaar belast is met werkzaamheden elders in het land die de taak waarneemt, welke elders en overigens door de Rijksdienst, de Rijkscommissie en de afdeling Monumentenzorg van het Minis terie van O.K. en W. wordt behartigd. Dat dit gemakkelijke systeem de gemeente welge vallig was moet beschouwd worden als een ernstige tekortkoming in besef voor de onschatbare beteke nis van het stadsschoon binnen de Singelgracht. Als een symptoom van dit gemis aan besef be schouw ik o.m. de mededeling van de bestuurstafel ten stadhuize, waaruit blijkt, dat het slopen van de stoep van het grachtenhuis gezien moet worden als het brengen van een klein offer! Alsjeblieft, een klein offer. Ziet u dan eens naar een rij grachten huizen op de Keizersgracht even zijde tussen de Nieuwe Spiegelstraat en de Vijzelgracht, die alle behalve het huis van de kunsthandelaar D. A. Hoogendijk hun stoep missen. Ziet waartoe dit geleid heeft. Zij staan er nu bij als een reeks gezich ten waarvan de neuzen geamputeerd zijn. Een stoep slopen van een Amsterdams grachtenhuis is niet een klein offer brengen, het betekent veel meer, het is het huis van een zijner wezenlijkste kenmer ken beroven. Even bedenkelijk is de uitlating, dat de oude ge bouwen geen musea moeten worden. Dat is een, in de mond van leken, telkens weerkerende gemeen plaats, die het blijkbaar ook telkens weer doet, maar die niet waard is mèèr genoemd te worden dan demagogie. Het gaat hier niet om musea ma ken, niemand heeft daar om gevraagd, het gaat om het vinden van aesthetisch verantwoorde op lossingen en daarvoor is nodig een dienst, die aan niemands leiband loopt, een onafhankelijke dienst met kundige mannen met zoveel kennis van en lief de voor de binnenstad van Amsterdam, dat deze haar onovertroffen schoonheid en culturele bete kenis met behoud van het leven tot vol recht laat komen. Moge het geval-Herengracht 434, dat allerwegen in de grote pers en terecht zo de aandacht trok, er mede toe bijdragen, dat de zorg voor de monu menten van Amsterdam een nieuwe wending neemt. De daad is aan het gemeentebestuur, dat bewijzen moet, dat liefde voor de stad en grote allure hem niet vreemd zijn. HOORN WEKT TOORN Nog in het Aprilnummer van ons orgaan konden wij U op blz. 19 drie foto's tonen, waarop van drie zijden het huis hoek Baadland en Binnenluiendijk te Hoorn werd afgebeeld. Het was een bescheiden huis aan de dijk, goed van proporties met een no bele dakvorm, die prachtig aansloot bij de kleine maar belangwekkende rij huizen aan de Binnen luiendijk w.o. het voormalige directiegebouw der West-Indische Compagnie en het bewoonde huis, dat thans onder de naam Huis Anno 1624 een voor treffelijk beeld geeft van een 17de eeuws woonhuis. In 1921, toen de Voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst ver scheen, kon het huis hoek Baadland niet voldoende genade vinden om op de lijst geplaatst te worden. Men legde toen ook andere maatstaven aan dan thans, meer dan 30 jaren later. Nu echter een goe de monumentenwet nog ontbreekt en de voorlopige lijsten als criterium gelden voor wat als „monu ment" beschouwd wordt, was dit een kwaad ding voor het behoud van het hoekhuis. De voorlopige lijst keerde zich als wapen tegen het 57

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1952 | | pagina 15