toren maar zijn gehele stadskern haar oude luis
ter ziet herkrijgen. Vooral nu in ons land door
oorlogsgeweld zo veel historische schoonheid ver
loren ging, is dat van ongemene betekenis. De
stadskernen immers bepalen het karakter van een
stadDeventer is Deventer in de stadskern, Amers
foort is Amersfoort in „de oude stad", de buiten
wijken zouden grotendeels ingeruild kunnen wor
den zonder dat iemand het merkte. Die zijn, in
het machine-tijdvak, vrij uniform uitgevallen.
Laten wij op het éénmalige, het karakteristieke,
de individuele sfeer onzer oude steden zuinig zijn
en aan het nageslacht het tastbare bewijs leveren,
dat ondanks de dwarreling der tijden er toch
iets bleef van historisch besef en gevoel voor
traditie.
Ton Koot
RUMOER OM EEN AMSTERDAMS GRACHTENHUIS
Een ernstige tekortkoming Een el protest
Het leven is ingewikkeld geworden. Het aantal
vraagstukken in eigen beperkte kring is meestal al
zo groot, dat zij ten volle de aandacht vragen en
beletten volledig op de hoogte te blijven van alle
plannen, voorbereidingen en wijzigingen, welke
zich op ander terrein voltrekken. Grotendeels
blijven de voorbereidingen voor de gewone burger
aan zijn oog onttrokken, omdat die binnenskamers
plaats vinden dan wel in een dusdanige papier
winkel schuil gaan, dat het kennis nemen er van
voor hem moeilijk wordt. De normale voorlicht
ster, de dagbladpers, moet, wegens de beperkte
omvang van haar bladen, zich bepalen tot sum
miere weergave of zelfs noodgedwongen in ge
breke blijven, om pas aan het vinkentouw te trek
ken, als het nieuws van dien aard is, dat het opne
men in haar beperkte kolommen ten opzichte van
de overige kopij gerechtvaardigd moet worden ge
acht. Vandaar o.m. dat de burger pas geconfron
teerd wordt met wijzigingen in het stadsbeeld,
wanneer de steigers worden opgetrokken, of zelfs
wanneer de sloper het houweel gaat hanteren.
Het eerste was het geval met het pand Herengracht
434 te Amsterdam. Het huis bevindt zich op een
opvallende plaats, nl. naast het in 1904 gebouwde
winkelpand van Kreymborg hoek Herengracht en
Leidsestraat, waar dagelijks een stroom van tien
duizenden zich langs begeeft. Het sluit zich aan de
andere zijde bovendien aan bij de rij trotse patri
ciërshuizen langs de Herengracht, welke met ere
worden aangeduid als „de Bocht". Het is om deze
reden al een kwetsbaar punt.
Het huis Herengracht 434 staat op de Voorlopige
lijst der Ned. Monumenten van Geschiedenis en
Kunst deel V, II beschrijvende de gemeente Am
sterdam, 1928. Het behoeft als zodanig de toe
stemming van de Minister van O.K. eri W. om
gewijzigd te worden.
De eigenaresse van het pand, de Hollandsche Bank
Unie heeft m.i. op normale wijze gehandeld. Zij
heeft een kundig architect opdracht tot verbou
wing gegeven en de vereiste toestemming aan de
gemeente gevraagd. Dat het hoofdgebouw van de
H.B.U. reeds vroeger geschonden werd door het
slopen van zijn dubbele hoge stoep en het ver
plaatsen van de ingang en dat het interieur van
het pand 434 ook reeds vroeger in de dertiger
jaren werd geschonden voor het inrichten van
kantoorlokalen, is verleden tijd, daar wordt maar
niet meer over gesproken. Het verbouwen van in
terieurs is zo'n gewone zaak geworden, dat het
aantal grachtenhuizen, dat nog gaaf mag heten,
onrustbarend klein is geworden. Wijlen onze oud
secretaris, architect A. A. Kok, placht te zeggen:
interieurs van monumenten schijn je te mogen ver
nielen in Amsterdam, als je de gordijnen maar
dicht houdt en oppast dat ze van buiten niets zien.
Wat ons zo hoog zit in deze zaak, is niet de hou
ding van de H.B.U.maar die van de gemeente
Amsterdam. Dat de gemeente reeds lang te kort
schiet in haar zorg voor de monumenten behoeven
wij haar niet meer te verwijten, dat kan immers een
ieder constateren, die de gang van zaken in de af
gelopen tientallen jaren heeft gevolgd. Wat er ge
wijzigd en gesloopt is in de stad „met het grootst
aantal monumenten in Nederland", is eenvoudig
ontstellend. Dit is zeker mede als gevolg van de
verbazingwekkende omstandigheid, dat de ge
meente nooit een zelfstandige dienst heeft willen
maken, om speciaal belast te worden met de zorg
voor de monumenten.
Ik schrijf zorg, bedoelend, dat men ook zorg moet
koesteren, om te voorkomen, dat verwaarlozing tot
geheel of gedeeltelijk verlies leidt, en om te verhin
deren, dat onnodige vernieling van oud cultuur
goed wordt veroorzaakt. Zorg kan heel goed werk
56