TOM KOOT
OP HEEMWAGHT
Monumentenzorg - Nationale zorg
Toen de hoofdredactie van het dagblad Het Parool
mij uitnodigde een artikel te schrijven over de toe
stand en zorg van onze monumenten heb ik deze
gelegenheid graag aangegrepen. Het bood immers
de kans, dit onderwerp in de belangstelling van een
kring te brengen, die daar anders zeer waarschijn
lijk aan voorbij zou gaan. De reactie van de lezers
kring was verheugend. Vele ideeen kwamen naar
voren, om het verval van monumenten tegen te
gaan, ideeén ook om aan gelden te komen, enz.
Niet alle zijn bruikbaar, maar toch was het verheu
gend te bemerken, dat men in breder kring dan
men dikwijls meent, zich zorg maakt, als het stede-
schoon, dat zo kenmerkend is voor ons land, nog
meer wordt aangetast dan de laatste decennia al
het geval was.
Het artikel verscheen in het Zaterdagavondnum
mer van 10 November 1951 en werd o.m. aan alle
Kamerleden toegezonden. Dat dit juist voor de be
handeling van de begroting 1952 kwam was een
gelukkige omstandigheid. Vele andere kranten be
handelden op hun beurt het vraagstuk van de na
tionale monumentenzorg en het was opnieuw hoop
gevend, dat de algemene tendenz was, dat onze
monumenten meer zorg verdienen.
Deze mening kwam bij de behandeling der begro
ting ook tot uiting in de Tweede Kamer.
Nóg schijnt, door de indruk van de financiële toe
stand van het land, het standpunt geen ingang te
hebben gevonden, dat spoedig ingrijpen aanzienlijk
voordeliger is voor 's Lands kas dan wachten tot de tijd,
dat er meer gelden beschikbaar komen. Dat is betreu
renswaardig, want het zal ons verliezen aan stads
en dorpsschoon brengen, die niet meer te herstellen
zijn.
Intussen heeft het kennis nemen van de publieke
opinie, welke zich uitte in de Kamer, wel tot gevolg
gehad, dat in 1952 meer gelden ter beschikking ko
men dan in het afgelopen jaar. De begroting ver
meldt een bedrag van 3.000.000.tegen het vo
rige jaar 2.000.000,dat later verhoogd werd
tot 2.200.000.
Volgens de gegevens, welke mij ter beschikking
staan werden in de achter ons liggende jaren de
volgende bedragen voor het herstel van monumen
ten van Rijkswege ter beschikking gesteld
1946
J947
1948
!949
1950
Dit wordt in 1952 f 3.000.000.
De heer Weiter gaf in de Kamer te kennen, dat dit
bedrag zeker met 3.000.000.verhoogd, zou
moeten worden. Mevr. Fortanier-De Wit drong
aan, om de gehele aangelegenheid nog eens in de
Ministerraad in behandeling te nemen, hetwelk de
Staatssecretaris Z.Exc. Mr. Cals, van wie ons be
kend is, hoezeer deze kwestie hem ter harte gaat,
toezegde.
Er is dus nog enig vooruitzicht
Het komt ons voor dat, rekening houdend met
's lands toestand, een- bedrag van 5.000.000.
volkomen verantwoord zou zijn.
Intussen verheugen wij ons over de reactie, die wel
geleerd heeft, dat monumentenzorg als een natio
nale zorg beschouwd moet worden.
Het Oversticht waarschuwt
Ons lid het Gen. Het Oversticht heeft op zijn ver
gadering van 24 Nov. j.1. een motie aangenomen,
waarin men zijn leedwezen betuigt over het feit,
„dat de bezuiniging van 's Rijks uitgaven, voor
wat betreft het herstel van monumenten van ge
schiedenis en kunst, er toe leidt, dat tal van oude,
doch veelal na restauratie niettemin practisch
bruikbaar te maken oude gebouwen, voor welker
instandhouding een betrekkelijk gering bedrag be
nodigd zou zijn, in deze tijd ten ondergang worden
gedoemd, waardoor blijvende en dikwijls onher
stelbare schade aan dit cultureel bezit van het Ne
derlandse volk zal worden toegebracht".
Het bestuur van de Bond Heemschut had een der
gelijke mening reeds eerder kenbaar gemaakt. Het
zou goed zijn, als nog veel meer verenigingen en
instanties, wie deze zaak ter harte gaat, zich op
deze wijze uitten, opdat een nóg duidelijker beeld
wordt verkregen van de belangstelling, die in den
lande voor ons cultuurbezit bestaat. Laat onze
leden-verenigingen dit onderwerp in haar verga
deringen ter sprake brengen en haar conclusies in
1
2.000.000.
- 1.450.000.
- 2.500.000.
- 2.500.000.—
- 2.500.000.
i95i
- 2.200.000.