TON KOOT
OP HEEMWACHT
Het ontwerp van een Wederopbouwwet, zoals
dat bij Koninklijke Boodschap van i Decem
ber 1948 werd ingediend, bracht grote ongerust
heid te weeg in de kringen van Heemschut, toen be
merkt werd dat, bij het in werking treden van de
Wederopbouwwet, het befaamde artikel 7 van het
Koninklijk Besluit van 7 Mei 1945 zou vervallen.
Volgens dat artikel immers is het verboden monu
menten zonder voorafgaande toestemming van de
Rijkscommissie voor de Monumentenzorg te slopen
of te veranderen.
Aangezien de Monumentenwet nog steeds op zich
wachten laat, zou er een vacuum ontstaan, van
welke gelegenheid gebruik gemaakt zou kunnen
worden om tót sloping of ander onherstelbaar ver
lies van monumenten over te gaan.
Dat daar te allen tijde en in geheel Nederland be
langhebbenden voor gereed staan, is maar al te
waar en betreurenswaardig. Onverwijld heeft' de
Bond Heemschut zich daarom met een schrijven
gericht tot de leden van de Tweede Kamer met de
opwekking om, in afwachting van de totstandko
ming van een Monumentenwet, de bepaling van
artikel 7 van het Koninklijk Besluit van 7 Mei 1945
in de Wederopbouwwet te doen opnemen.
Van verschillende zijden werd door particulieren
adhaesie betuigd met dit schrijven.
Het is verheugend te kunnen berichten, dat de po
gingen tot behoud van het oude tolhuis „Haring-
buys" té Bloemendaal voorlopig geslaagd zijn. Er
kwamen twee voorstellen in de Raad, n.1. behoud
van het tolhuis en gedeeltelijk behoud. Toen men
ging stemmen werden beide plannen met elf tegen
vier stemmen verworpen. De met elk dezer plannen
gepaard gaande kosten van 100.000,— werden
niet verantwoord geacht. Tenslotte is een motie
aangenomen, waarbij aanbevolen werd, de toe
stand te laten zoals hij is. Voorlopig is hiermede
het, nog onlangs op de gemeentelijke monumen
tenlijst geplaatste, tolhuis behouden.
Het is bedroevend te moeten constateren, dat bij de
bevolking van Aalsmeer mirabile dietu geen
belangstelling blijkt te bestaan voor de landschap
pelijke schoonheid van haar gemeente. De enige
weg met een eigen karakter, die nog een typisch ac
cent van oud eigen wist te geven in dit complex van
„bloemenfabrieken" was de Uiterweg, de aloude
Uterdijk. Was, want de pogingen sinds 1946 door
onze commissie ,,De Weg in het Landschap" on
dernomen, mochten geen succes hebben en de wij
ziging van de weg is zich al aan het voltrekken, be
ginnende met de demping van een der wegsloten.
De voor het rijverkeer afgesloten Uiterweg is 2,5
km lang, is smal als een voetpad en wordt geflan
keerd door sloten, waarover men door middel van
draaiplanken en ophaalbruggetjes de 110 kwe
kerijen kon bereiken, welke aan deze weg gelegen
zijn. De weg zelf wordt nog door vier 1,5 m brede
houten bruggetjes onderbroken.
De realiteit is, dat naar deze kwekerijen de brand
stoffen moeten worden aangevoerd (w. o. jaarlijks
4,5 millioen liter stookolie) en de kwekerijproducten
moeten worden afgevoerd. Geschiedde dit tot he
den te water, men wil dit nu per as doen plaats
vinden. De uitermate zakelijk ingestelde bevolking
is niet geneigd concessies te doen aan de landschap
pelijke schoonheid.
Hoewel zij bestaat van de omstandigheid, dat an
deren schoonheid (in bloemen) kunnen waarderen,
blijkt zij zelf onvoldoende oog te hebben voor de
schoonheid van de eigen gemeente. Voor de streek
typische schuren worden van pleisterlagen voor
zien, bomen en overige beplanting worden slechts
geduld zolang deze niet in de weg staan, de houten
bruggen wil men het liefst vervangen door beton
nen, die minder onderhoud vereisen, enz. Op be
zoek van vreemdelingen of toeristen, die niet tevens
kopers zijn, wordt geen prijs gesteld. Hier is maar
één conclusie uit te trekken: kortzichtigheid.
Wat is het jammer, dat blijkbaar niet over de mid
delen beschikt wordt, om dergelijke plaatselijke
kortzichtigheid ondergeschikt te maken aan het na
tionale belang, in dit geval van een karakteristiek,
landschappelijk schoon centrum van onze kwekers.
Van verschillende zijden werd de bemiddeling van
Heemschut ingeroepen toen er bomen gerooid wer
den op de Brink te Laren (N.H.). Bij informatie
bleek, dat dit geschiedde op het advies van Staats
bosbeheer, aangezien.de bomen te dicht op elkaar
stonden.
Burgemeester en Wethouders van Huissen verzoch
ten advies in verband met een aanvrage om ver
gunning tot het slopen van de laatste resten van de
17