kerj werd verwezen naar de Voorlopige Lijst der
Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en
Kunst. Voor Amsterdam betekende dit, dat rond
4000 percelen nu tot beschermde monumenten
werden verklaard en sloping of wijziging kon wor
den tegengehouden, indien dat gewenst zou zijn.
D,e stad zelf beschikte reeds over een gemeentelijke
monumentenlijst, welke rond 400 percelen bevat.
Alhoewel het verboden is tot gedeeltelijke sloping of
wijziging dezer percelen over te gaan zonder toe
stemming van Burgemeester en Wethouders, werd
„bevriezing" van de monumenten gevreesd met
als gevolg een sterke waardevermindering. In de
practijk, aldus spreker is wel gebleken, dat de mo
gelijkheid tot wijziging in voldoende mate aan
wezig is. Als voorbeelden van verbouwingen, .welke
met toestemming van de Commissie voor de Oude
Stad, tevens Monumentencommissie, werden uit
gevoerd noemt spreker O.Z. Voorburgwal 14,
1822 en 101, N.Z. Voorburgwal 75, Prinsen
gracht 4 en 92, Herengracht 476 en 507509,
Binnenkant 27 en Oudeschans 39.
De uitbreiding van het aantal van 400 beschermde
percelen tot 4000 van de Voorlopige Lijst beteken
de, dat een groot aantal percelen van de 2e en 3e
rang kon worden gevoegd bij de aanvankelijke
groep, die gevormd werd door de meest waarde
volle specimina. Terecht merkt Ir Leupen op, dat
de categorie percelen van de 2e en 3e rang, die elk
voor zich van minder waarde zijn dan het eigen
lijke monument, met elkaar van grote betekenis
zijn voor het typische karakter van het Amster
damse stadsbeeld en verklaart hij, dat de binnen
stad toch eigenlijk één groot monument is. Hoe
zwaar juist deze groep percelen het te verantwoor
den heeft blijkt uit de mededeling, dat in de jaren
vóór de laatste oorlog er per jaar gemiddeld 30
verloren gingen.
Belangrijk was de nieuwe bepaling van 1944, be
treffende het slopen, welke inhield, dat de vergun
ning daartoe waarover volgens het bestaande
artikel binnen drie maanden moest worden be
slist geweigerd kon worden,' indien
a) gehandeld zou worden in strijd met een ge
meentelijke verordening
b) verwacht kon worden, dat het stads- of land
schapsbeeld zou worden geschaad.
Spreker brengt in herinnering, hoe sedert 1941
gewerkt wordt aan het opmeten en in tekening
brengen van monumenten van voor 1800. In to
taal zijn er thans de tekeningen van 591 objecten,
81 opmetingen van gemeente-eigendommen en van
een zevental grachtwanden, zoals van de Leidse-
gracht, Reguliersgracht, Lauriergracht e.a.
Door gebrek aan voldoende vakkundig personeel
is het Gemeentelijk Bureau voor de Monumenten
zorg zeer beperkt in zijn werkzaamheden. Aange
vangen is met de controle van de Rijksmonumen
tenlijst, daar deze sinds de samenstelling in 1928
niet meer werd bijgewerkt of gecorrigeerd.
Op 1 December waren 2959 percelen (gevels) van
de Rijkslijst bezien. Hiervan bleken er 521 sinds
1928 te zijn gesloopt, d.i. 17,3%. Aangezien nog-
niet allé percelen van de Rijkslijst zijn gecontro
leerd en enkele hoofdgrachten nog moeten worden
bezocht ligt het eindresultaat percentsgewijs ver
moedelijk iets lager. Voor de Keizersgracht ligt
het op 2,5%, Singel 4%, Prinsengracht 6% en
voor de Jordaan zelfs op 33 %,'een duidelijk bewijs,
dat de grote groep van de z.g. 2e en 3e rangs mo
numenten het meeste gevaar loopt.
Interessant is de mededeling, dat bij deze controle
aantekening wordt gehouden van de percelen,
welke niet in aanmerking komen voor de monu
mentenlijst, maar die voor het behoud van de
Amsterdamse sfeer niet gemist kunnen worden in
het stadsbeeld. Bovendien wordt aantekening ge
houden van percelen, welke in zeer verwaarloosde
toestand verkeren en de percelen, die verbouwd
werden met behoud van oude fragmenten. In een
8
Herengracht 476, oude toestand