51 OPENINGSWOORD VAN DEN VOORZITTER ter Algemeene Vergadering op Vrijdag 1 September 1944 te Leiden Dames en Heeren, vertegenwoordigers van de gewone leden en van de donateurs van den Bond Heemschut, buitengewone leden en introducé's, het is mij een ge noegen u welkom te mogen heeten in deze 33e Algemeene Vergadering van onzen Bond. Wel is uw aantal iets minder groot dan de vorige jaren, waarvoor de on behagelijkheid van het reizen in deze dagen een aanvaardbare verontschuldiging mag heeten, maar de opkomst is toch ook ditmaal alleszins bevredigend te noemen, en vele geregelde comparanten van onze jaarvergaderingen ontbreken ook nu niet. In de eerste plaats denk ik. hierbij aan den chef van de Afdeeling Kuituurbescher ming en Wetenschap van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kuituur bescherming, Mr J. K. VAN DER HAAGEN, altijd een trouw bezoeker van onze ver gadering, die zich ook nu door de omslachtige reis van Apeldoorn naar Leiden niet heeft laten afschrikken om hier tegenwoordig te zijn. Maar ook de aanwezig heid van die anderen, die niet geschroomd hebben voor deze gelegenheid een be zwaarlijke en misschien zelfs niet geheel ongevaarlijke reis te maken, stellen wij op hoogen prijs. Het is thans de vijfde maal, dat Heemschut in oorlogstijd tezamen komt. Reeds vier maal sprak ik u in mijn openingswoord over den oorlog, als wel de sterkste antipode van dat wat Heemschut nastreeft, en moest ik het verlies van veel oud stedenschoon om ons heen betreuren. Laat ik ditmaal niet den blik terugwenden naar wat in dit jaar verloren ging, maar liever een sprong maken over wat de eerstvolgende maanden ons misschien nog brengen zullen, en in goed vertrouwen zeggen, dat onze volgende jaarvergadering een vredesvergadering zal kunnen zijn. Dan wacht, ik sprak er het vorig jaar al even over, ons land een nieuwe taak: die van den opbouw van wat in deze jaren verwoest is of voor militaire doel einden moest verdwijnen. Dan moet er voor gewaakt worden, dat niet in een soort onverschilligheid de schoonheidseischen achtergesteld worden bij de eischen van het nut, dat men niet terugvalt in een stemming als in ons land in de vorige eeuw heerschte, waarvan wij nog steeds de droevige gevolgen in onze ontluisterde steden kunnen bespeuren. Gelukkig meen ik dat wij thans iets beters kunnen ver wachten. Er is wel wat veranderd in de laatste halve eeuwde Heemschutgedachte heeft wortel geschoten in breede kringen van ons volk. En wat ons vooral hoopvol stemt: uit een contact dat wij reeds hadden met den Dienst van den Wederopbouw is tot onze vreugde gebleken, dat men ook daar de noodzakelijkheid beseft van een rekening houden met schoonheidseischen, en door verbeterde uitbreidings plannen en bewuster stedenbouw onzen badplaatsen en anderen te herstellen stads wijken een beter aanzien wil verschaffen dan zij nu vaak hadden. Hoe zou men ook anders verwachten in een land als het onze, waar uitbreidingsplannen, streek plannen en het Nationale Plan door de overheid erkende leiders zijn bij de in richting van onze levensruimte? Onze Secretaris zal u zoo aanstonds verslag uitbrengen over wat Heemschut's aandacht had in het afgeloopen jaar; de secretarissen van onze beide commissies zullen U mededeelen, waarin de werkzaamheden van die commissies in dien

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1944 | | pagina 4