60 Een opmerking, die van gevoel voor humor getuigt en als zoodanig te waardeeren valt. Maar raakt deze humor niet aan cynisme, want stellig heeft 't niet in Willinks bedoeling gelegen de charme van zoo'n huis te laten zien in zijn wrange schilderij, maar veeleer de vanitas, de ijle leegheid van een schoonen schijn. Meen niet, dat ik na deze kritiek den opzet van deze belangrijke tentoonstelling niet_ waardeer of 't werk van de inzenders, maar daar men door foto's en bijschriften voor lichting wil geven en de meening van de bezoekers onwillekeurig in een bepaalde richting stuwt, moet er op ieder punt, dat aanleiding tot misverstand zou kunnen geven, den nadruk gelegd worden. Het Utrechtsch Monumentenfonds, dat deze expositie georganiseerd heeft stelt zich een te belangrijk doel voor oogen het doen herleven van de oude schoonheid dan dat het gediend zou zijn met onzakelijke pluimstrijkerij. Het eerste programmapunt, de Utrechters wakker te schudden, is bereikt. Of men vervolgens voor de verloren schoonheid een nieuwe kan brengen, moet nog blijken. Maar dan 'zal er meer deskundig te werk gegaan moeten worden, dan nu veelal is geschied. Utrecht,^September 1944. R. C. HEKKER. Naschrift van de redactie. Deze mededeeling over de tentoonstelling van de Stichting Utrecht's Monumentenfonds willen wij niet opnemen zonder een bijschrift. Het Utrechtsche Monumentenfonds wilde ondanks de ongunst der tijden iets doen. In de eerste plaats was noodig bij de inwoners belangstelling te wekken voor de schoonheid van de stad. Daarom werd een tentoonstelling gehouden, waarbij eener- zijds getoond werd wat reeds teloor ging, anderzijds wat reeds gebeurde om de schoonheid te behouden of te herstellen. Bij de tentoongestelde restauratiën zijn inderdaad enkele die niet geheel geslaagd zijn. Met de kritiek zijn wij het niet 'oneens, Maar er was ook zooveel goeds. Bovendien geschieden de herstellingen niet onder leiding van hét Monumentenfonds, waren goeddeels reeds gereed alvorens de Stichting werd opgericht. Hulde moet gebracht worden aan de inrichters van de tentoonstelling en voor wat zij met bescheiden middelen wisten te bereiken. Wat het restaureeren betreft, herhalen wij een zinsnede uit het vorig nummer, dat wegens de toenemende belangstelling zóóveel goedmeenende halve vakkundigen zich vermaken met restaureeren, dat voor hen noodig een goed leerboek verschijnen moet. De tentoonstelling leerde echter nog iets wat oningewijden voorbijgaat, de zich geleidelijk wijzigende inzichten inzake het restaureeren. Vele jaren geleden bestond dit in het opnieuw ontwerpen, al of niet naar gegevens, van den oorspronkelijken staat. De uitvoering stelde teleur, zoodat een terugslag kwam en de theorie post vatte dat geen valsche antiquiteiten verlangd werden doch dat het restaureeren zich moest beperken tot behouden en bescheiden herstelling. De praktijk leerde weer dat deze theorie niet te verwezenlijken was, want wat versleten of vergaan is kan bezwaarlijk behouden worden. Inmiddels leerde men de oude werkwijzen, welke door het gezonken ambacht waren verdwenen, weder en werd men de techniek van restaureeren beter baas. Toen bleek dat bij de eerste werkwijze de mislukking in hoofdzaak lag in de techniek van restaureeren maar dat deze verder zoo kwaad nog niet was. Daardoor mocht men toen weder wat verder gaan. Als gevolg daar van ziet men nu weder gevallen waarbij' zooveel nieuw-oud gemaakt wordt dat de twijfel boven komt. Wie oogen had om te zien kon op de tentoonstelling van het Utrecht's Monumentenfonds ook op dit gebied iets leeren. A. K. Den leden wordt verzocht de contributie voor het jaar 1945 te willen storten op de Postgirorekening van den Bond Heemschut No. 124326 of op de Bankrekening bij de Ned. Middenstandsbank te Amsterdam.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1944 | | pagina 13