UTRECHTS OUDE STADSSCHOON
57
Reeds een wandeling naar het Centraalmuseum brengt ons in de stemming om
een tentoonstelling over Utrechts stedeschoon te bezien. De rust van de Nieuwe
Gracht met zijn zwaren boomgroei over de verlaten werven, 't hofje van Pallaes
en de Beyerscameren met hun brokkelig muurwerk onder 't roode pannendak en ten
slotte naast de trotsche Fundatie van Renswoude 't museum in 't oude Agnietenklooster.
Binnen ergeren we ons in 't voorbijgaan even over de weinig gelukkige beglazing
en de leelijke vloertegels en gaan dan zaal I binnen, waar allerlei oude stads
gezichten ons weer in een goed humeur brengen. Eidoch, van korten duur, want
de volgende afdeelingen toonen in eenige tijdvakken de ontluistering van de oude
stad. Met toenemende woede volgen we den slooper op zijn macaberen tocht en
zien poorten en torens, huizen en molens, kerken en kasteelen vallen onder den
beukenden moker. Wij kunnen niet lang stil blijven staan bij de slachtoffers, die
een niet-Utrechter allicht minder ter "harte gaan, maar willen toch enkele van
algemeen belang vermelden. Bijvoorbeeld het dertiende-eeuwsche steenen huis
„Fresenburch" op de Oude Gracht, dat vroeger fier boven de houten burger
woningen uitstak met zijn hoogst merkwaardigen gevel van verglaasden baksteen.
De poovere rest, eenige profiel steenen, berusten nu in het museum.
Voorts werd het stadhuis met de fijnzinnige renaissance-gevel van WILLEM VAN
NOORT afgebroken, een exempel van oud schilder-en pleisterwerk (zwarte pilasters
met verguld ornament op een crème fond) en moest de Bisschopshof, 't gothische
paleis van de kerkvorsten, noodeloos verdwijnen om plaats te maken voor een
bloemisterij. En dan de Mariakerk, een Romaansch monument, dat zijn weerga
niet kende. Maar deze tocht is al te triest en liever bekijken we in de volgende
zalen eenige restauraties. Allereerst de Domtoren, die voor zijn herstel zoo totaal
verknoeid was, dat zelfs Dehio hem niet vermeldde in zijn standaardwerk. Nu is
't één van de belangrijkste torens geworden. Vervolgens de gelukkige restauratie van
de kruisgang van St Marie en de minder fraaie van de Agnietenkapel, terwijl de
kloostergang van den Dom meer een reconstructie genoemd kan worden. Dan
staan we ineens voor de foto's van de St Catharinakerk, tegenwoordig aarts
bisschoppelijke kathedraal. De eenvoudige kloosterkerk werd bij de verbouwing
representatiever gemaakt en ziet: men brak den ouden voorgevel af, verlengde de
kerk met een travee, bouwde (met machinale steen) den gevel weer op, zette er
links een toren en rechts een kapel naast voor de zijbeuken en 't karakter was
volledig veranderd. Prenten van een dergelijke restauratie had men gerust in de
eerste zalen onder de categorie vernielingen kunnen hangen.
Volgen herstellingen van woonhuizen. Geslaagde en minder geslaagde. Op de
laatste moet evenwel gewezen worden, want anders krijgen argelooze bezoekers
den indruk, dat 't zoo hoort. Bijvoorbeeld: Zuilenstraat 9; verleden jaar nog een
gepleisterde gevel van vijf traveeën, twee verdiepingen en de schoot van 't dak
naar den weg. Pleister moet geverfd worden, wat moeilijk gaat tegenwoordig, dus
dan maar afbikken. Voor de verbaasde,oogen van den eigenaar kwamen evenwel
boven de ramen ontlastingsboogjes tevoorschijn, wat onvermijdelijk moet leiden tot een
„echte" restauratie. De negentiende-eeuwsche ramen werden vertimmerd tot magere
kruiskozijnen, de fraaie empire ingang met gesneden bovenlicht verdween om plaats