86
OPENINGSWOORD V A N D E N V O O R Z I T T E R
ter Algemeene Vergadering op Vrijdag 3 September 1943 te Amsterdam
Dames en Heeren, vertegenwoordigers van de gewone lede.n en de donateurs van den
Bond Heemschut, buitengewone leden en introducé's, het is mij een genoegen u wel
kom te kunnen heeten in deze 32e Algemeene Vergadering van onzen Bond.
Het is thans de vierde maal dat wij onze jaarvergadering houden in oorlogstijd, een
tijd die steeds zwaarder op ons allen en op ons geheele nationale leven drukt. Wel
is gelukkig in het afgeloopen vereenigingsjaar ons vaderland ernstige schoonheids
vernieling bespaard gebleven, maar in verschillende landen van ons werelddeel gaat
die voort en heeft een omvang aangenomen, als wij ons een tiental jaren geleden niet
hadden kunnen voorstellen nog eens te zullen beleven. Het valt zwaar, voor steeds
grootere vernieling van oude schoonheid'te moeten vreezen. Laten wij hopen dat
spoedig een einde aan deze vernielingen komen moge, en ons vaderland hierin niet
meer betrokken rake dan tot nog toe het geval was.
Ditmaal heeft de oorlog en zijn gevolgen voor ons vaderland zijn invloed ook op onze
jaarvergadering doen gelden. Uw Bestuur had het voornemen gehad, u samen te roe
pen in Gouda, en de vergadering als gebruikelijk te doen volgen door een leerrijke
excursie. Onze Goudsche vrienden hadden ons hiertoe een aantrekkelijk programma
helpen opstellen, volgens hetwelk wij aan de Reeuwijksche plassen hadden zullen
vergaderen en lunchen, om dan na een korte wandeling aldaar naar de stad terug te
keeren, daar nog enkele oude gebouwen te bezoeken, en den dag dan te eindigen in
'het zoo van locale sfeer doordrongen Goudsche pijpenmuseum aan de Westhaven.
Maar, toen alles al in kannen en kruiken scheen, bleek het onverwacht, dat achteraf
toch geen restaurateur het aandurfde een maaltijd te beloven voor een gezelschap als
het onze, terwijl de stalhouder die ons naar Reeuwijk zou brengen ons plotseling be
richtte, dat hij wel in kon staan voor de noodige voertuigen, maar wegens een nieuwe
paardenvordering niet voor de daarbij behoorende paarden, die toch onmisbaar
waren om die voertuigen te trekken. En zoo heeft het Bestuur moeten besluiten, dit
maal de excursie achterwege te laten en bijeen te komen in de hoofdstad, waar wij
gastvrijheid vonden in deze zaal van het Gemeentemuseum. Het is mij een voorrecht
den Heer Burgemeester van Amsterdam, die gehoopt had hier in ons midden aan
wezig te kunnen zijn, maar op het laatste oogenblik verhinderd was, dank te zeggen
voor de ons verleende gastvrijheid, en tevens den Directeur van dit museum, Jhr
D. C. Röell, te danken voor de bereidwilligheid waarmee hij deze zaal voor ons in
gereedheid heeft willen brengen. Ook Mr J. K. van der Haagen, den chef van de
Afd. Kuituurbescherming en Wetenschap van het Departement van Opvoeding,
Wetenschap en Kuituurbescherming, een trouwen gast in onze jaarvergaderingen,
dank ik er voor dat hij de ditmaal verre reis niet geschroomd heeft om in ons midden
aanwezig te kunnen zijn. Na afloop van de vergadering zullen wij in dit gebouw de
voor enkele dagen geopende tentoonstelling kunnen gaan bezoeken, die door de
Heemkunde Commissie Amsterdam is georganiseerd en den naam van „Amstel,
Vecht en Zaan'' draagt, waarbij wij in effigie kunnen gaan bewonderen wat wij
liever in natura gedaan hadden, maar waarbij ons bestuurslid de Heer J. R. Koning
ons vergasten zal op een demonstratie van het oud-Hollandsche kolfspel, een natio
naal volksvermaak, dat zeker opleving verdient, en die in deze tijden misschien ook