94
de centra van vermaak gelden dezelfde bepalingen als voor de winkelstraten in de
oude stad, met dien verstande, dat: de reclame niet uitsluitend tegen de onderpui
van een perceel behoeft te zijn aangebracht; de oppervlakte van een lichtreclame
niet wordt gerekend te behooren tot de toe te laten oppervlaktereclame, hiervoren
bedoeld; lichtreclame zoo moet zijn, dat het totaal aspect van de straat of het plein,
waar de reclame is aangebracht, met onaesthetisch wordt.
Reclame aan of tegen gebouwen in de nieuwe stad (onder de nieuwe stad wordt
verstaan het gedeelte van de stad, gebouwd' na 1914). Voor de nieuwe stad gelden,
betreffende de woonstraten en de winkelstraten, dezelfde richtlijnen als voor de oude
stad. Deze richtlijnen zullen echter strenger moeten worden toegepast, omdat het
stadsbeeld in de nieuwe stad in het algemeen kwetsbaarder is door reclame dan dat
in de oude stad ten gevolge van de gelijkvormigheid der gevels in de bouwblokken.
Reclames tegen borstweringen van balcons en erkers zullen niet toelaatbaar zijn.
Aan bioscooptheaters wordt een ruimere gelegenheid tot het hebben en aanbrengen
van reclame gegeven, ook indien zij in woonwijken zijn gelegen, dan volgens de
bovenstaande richtlijnen mogelijk zou zijn. Reclames behoeven niet beperkt te blijven
tot de onderpui. Reclames schuin op den gevel zijn niet toelaatbaar. Het geheel zal aan
redelijke eischen, in verband met het stadsbeeld, moeten voldoen.
Tegen uitbreiding van het aantal plakzuilen of borden, mits oordeelkundig geplaatst
en behoorlijk geëxploiteerd, bestaat in beginsel geen bezwaar (plakplaatsen op muren
zijn niet meer toelaatbaar). Reclame op schuttingen blijft toegestaan, mits zij voldoet
aan redelijke eischen van welstand, in verband met het stadsbeeld ter plaatse. Ook
de reclames aan tram- en lichtmasten, eveneens aan tramwagens en tramhuisjes, blij
ven toegelaten, met uitzondering van de reclames aan de tram- en lichtmasten op den
Dam en het Muntplein.
Amsterdam, Juni 1943 W. GERRESE.
ONDERSCHRIFT VAN DE REDACTIE
Hoewel Amsterdam tot thans niet tot de steden behoorde die gekenmerkt werden
door ontsierende reclame, is het toch wenschelijk gebleken de reclame te verminde
ren. Verder bleek het noodzakelijk bepaalde regels vast te stellen waardoor het re-
clamevraagstuk afdoende werd behandeld.
Er is nog een ander middel om ontsierende reclame op te ruimen, dat kan uitgaan
van de architecten die oude gevels restaureeren. De afbeelding geeft er een voor
beeld van. De reclame was aangebracht op de binnenzijde der glasruiten en was op
den iijuur geverfd. Toen bij de restauratie de ramen kleine ruiten verkregen en het
gevelvlak werd schoongemaakt, verdween vanzelf alle reclame, om niet weder te wor
den aangebracht. Goede koopwaar behoeft geen reclame, goede wijn behoeft geen
krans. In de plaats van al de leelijke reclames werd een sierlijke buitenlantaarn aan
gebracht.