63
DE WEG IN HET LANDSCHAP (W. I. L.)
Eenige jaren geleden had er een zware storm gewoed. Het leek wel een orkaan. De
hooge boomen langs onze wegen hadden het weer moeten ontgelden. Bij tientallen
waren ze ontworteld en neergesmakt. Op de zwakke plekken en waar de wind-
stooten het onbarmhartig.^ hadden huisgehouden, waren op verscheidene plaatsen
groote gaten geslagen in de boomenrijen van een ouden weg, waar we de boomen
zoo netjes in de rij, precies om de zeven meter één boom, hadden gekend en waar nu
die regelmaat was verbroken. De wrakstukken werden opgeruimd en er werd onmid
dellijk uitgeteld, hoeveel slachtoffers er waren gevallen en hoeveel nieuwe boomen
derhalve weer ter plaats? zouden moeten worden aangeplant om de boomenrij in de
toekomst weer geheel aaneengesloten te krijgen. Met het inplanten behoefde geen
haast te worden gemaakt, daar het plantseizoen nog niet was aangebroken. Er werd
met het aanplanten dus nog eenigen tijd gewacht. Intusschen bleek, dat het beter was
de gaten, die de storm in de boomenrijen had geslagen, te laten voor wat ze waren.
De gaten hadden namelijk in een eentonige boomenrij perspectieven geopend voor
schoone vergezichten op achtergelegen landouwen en in het groen verscholen dorpen.
De storm had ons van de sleur van aaneengesloten en eentonige boomenrijen afge
holpen; de sleur, die bij Velen tot voor kort bestond, om bij het beplanten van wegen
alleen aan de boomenrijeö aandacht te wijden en niet aan datgene wat rechts en
links van den weg te zien en te bewonderen is en voor het oog van den weggebrui
ker aantrekkelijk kan zijn.
Op een algemeene vergadjering van den Bond Heemschut, in het jaar 1932 te
's-Hertogenbosch gehouden, werd deze aangelegenheid bij de rondvraag te berde
gebracht en besproken. Nieuwe gedachten vonden ingang en de Bond Heemschut
besloot uit zijn midden een commissie in het leven te roepen om dit vraagstuk te
onderzoeken en in behandeling te nemen. Dit geval trof samen met de periode,
waarin het spook van de lintbebouwing" kwam opzetten en tal van groote verkeers
wegen werden ontworpen en aangelegd. Van meet af mocht de Commissie W.I.L.
zich verheugen in de belangstelling van invloedrijke en op het gebied van landschaps
architectuur deskundige, toegewijde en vooraanstaande personen, terwijl van groote
corporaties op verkeers- eh boschbouwgebied, als daar zijn de A.N.W.B., het Staats-
boschbeheer, de Nederlandsche Heide Mij., vertegenwoordigers in de Commissie zit
ting namen. Ook de verschillende bestuursinstanties stonden van meet af sympathiek
en welwillend tegenover het door de W.I.L. beoogde doel. Er werden lezingen met
lichtbeelden gehouden om de belangstelling te wekken, waarbij in woord en beeld
werd aangetoond, hoe het wel en hoe het niet moet en dat veelal de fout wordt be
gaan, dat langs de wegen, eer te veel dan te weinig wordt geplant;
dat het somtijds tot een zieer fraai en welgeslaagd aspect kan leiden slechts één
boomenrij langs den weg te planten in plaats van een dubbele rij;
dat - het weghakken van één boomenrij in sommige gevallen aanbeveling verdient,
alsmede het uitdunnen van boomen (de wijkers) in dicht beplante rijen, waardoor
Teneinde onze nieuwe leden in kennis te brengen met de werkzaamheden van de Commissie „De
Weg in het Landschap", sub-commissie van den Bond Heemschut, volgt hier een uiteenzetting van de
hand van Mr F. J. van Lanschot, Voorzitter der Commissie. Dit opstel is in verkorten vorm overgeno
men uit „Neerlandia" het Maandblad van het Algemeen Nederlandsch Verbond van Mei 1943.