18
bouwd. In 1937 werd een standerdmolen van Someren, N. Br., naar Herkenbosch
en Melick, Lovergeplaatst en te Budel-Schoot, N. Br., werd een achtkante
stellingmolen, afkomstig uit Venlo, gebouwd op een achttal 4 meter hooge voet
stukken met daarom heen een achtkantig pakhuis met een betonnen dak (1937).
Voorts is in dat jaar te Elzendorp, gem. Gemert, N. Br., een achtkante molen
gebouwd op een 7 meter hoog steenen pakhuis, inmiddels helaas door brand ver
nield. Vervolgens valt te vermelden de overbrenging van een molen te Veghel,
N. Br., naar het dorp Zeeland, N. Br., waarbij een achtkante stellingmolen op een
zes meter hoogen steenen voet werd geplaatst (1938). Ten slotte zij vermeld de
wederopbouw van den steenen beltmolen van Cuyk, die door oorlogsgeweld zwaar
had geleden, waarbij de molenbelt aan de voorzijde werd afgegraven en vervangen
door een pakhuis.
Samenvattende zien we, dat thans het sloopen van molens in verhouding tot
vroegere jaren weinig meer voorkomt en dat het aantal molens, dat nieuw wordt
gebouwd, stijgende is, zij het nog niet in voldoende mate om ons molenbezit gelijk
te doen blijven. Dit is echter reeds een verheugende toestand. Jammer is echter,
dat de nieuwe bouw nog niet in alle streken van ons land voorkomt en dat niet
ieder molentype wordt herbouwd. De markante paltrokmolens, de stoere standerd
molens, de groote ranke wipmolens en de gemoedelijke achtkante houten molens met
rietbedekking, de typische beltmolens van de zandgronden om de voornaamste typen
te noemen krijgen om technische en zakelijke redenen weinig of geen kans meer om
gebouwd te worden. Evenmin de forsche industriemolens, de molens van de Zaan.
Het zijn bij geheel nieuwen bouw vrijwel steeds de ronde steenen koren- en
watermolens, die herrijzen en hier schuilt voor ons cultureel bezit nog wel een gevaar.
Dat tegenwoordig voorkeur wordt gegeven aan den bouw van deze molens is van
wege de lagere bouwkosten, de grootere soliditeit, mindere onderhoudskosten en
geringer brandgevaar en daardoor lagere brandverzekeringspremie. Voorts blijkt,
dat bij de nieuw gebouwde watermolens steeds vijzelbemaling wordt toegepast,
welk systeem verre de voorkeur verdient boven een schepradbemaling. Zij, die bij
harden wind het schuimen en spatten van het met een scheprad uitgeslagen polder-
water wel eens hebben gezien, zullen begrijpen, dat dit uit schoonheidsoogpunt te
betreuren is.
Bij den eenzijdigen molenbouw van tegenwoordig is dus voor ons zoo veelzijdig
molenbezit eenig gevaar. Deze evolutie kunnen en mogen we echter niet keeren.
Des te meer zullen we moeten waken voor het behoud en vooral voor het in
bedrijf houden van onze bestaande windmolens. Iets anders zit er op hetoogenblik
niet op. Men dient daarbij in het oog te houden dat het type der molens wel
eens meer gewijzigd werd, op de oudste afbeeldingen der steden ziet men in
hoofdzaak standaardmolens. De molens die nu als oude molens beschouwd worden,
zijn in den regel 18e eeuwsche bouwwerken, typen die zich in de 19e eeuw
handhaafden, maar die door andere eischen een wijziging zullen moeten ondergaan.
Leiden.
A. Bicker Caarten.