66
HET KRUIEN VAN WINDMOLENS
Waarom de molenwieken tegen de zon in draaien.
Het krimpen van den wind, waar
onder, zooals men weet, wordt
verstaan het tegen den zonneloop
in draaien van den wind, gaat
geleidelijk; daarentegen heeft het
ruimen van den wind, dus het met de
zon meedraaien, veelal in een korte
spanne tijds met groote sprongen
plaats, zelfs wel eens met 135 n.1.
wanneer bij een onweersbui de
wind in enkele minuten van 't
zuiden naar 't noordwesten loopt.
Met deze feiten, welke voor de
bediening van de windmolens van
belang zijn, heeft naar alle waar
schijnlijkheid de molenmaker uit
vroegere eeuwen rekening gehou
den. Immers de wieken van onze
windmolens draaien alle in één
richting en wel tegen den zonne
loop in dus juist andersom dan
de wijzers van een klok en zij
deden dat ook vroeger, blijkens
den bouw der wieken, zooals die op oude afbeeldingen te zien is.
Wat is n.1. het geval? Indien de molenaar wil gaan malen, zet hij met behulp van
het kruirad (zie foto 1) de kap met het wiekenstel zoodanig in den wind, dat de
wieken den vereischten winddruk opvangen. Dit heet kruien. De stand moet zóó
zijn, dat de wind pal tegen de vóórzijde van het wiekenkruis staat; de wieken
worden dan in beweging gebracht, doordat de met zeilen bespannen hekken een
scheluw vlak vormen, d.w.z. eenigszins schroefvormig staan (zie foto 2).
De windrichting is uiteraard niet steeds gelijk en de windkracht niet gelijkmatig,
waardoor de molenaar, wil hij ongelukken voorkomen, steeds een wakend oog op
den gang van zaken moet houden en, is hij in den molen, hetgeen bij industrie- en
korenmolens meestal het geval is, vooral een goed luisterend oor moet hebben,
want aan het zoemen, stampen en dreunen van den molen kan hij hooren of de
wieken wel regelmatig draaien.
Een windvaantje op den molen geeft de juiste windrichting aan; bij weinig wind
controleert de molenaar den stand der wieken wel door in de luwte van den molen
romp, dus bij den staart, te gaan staanvoelt hij den kouden luchtstroom aan één
wang, dan weet hij dat het wiekenkruis nog niet heelemaal juist „te wind" staat.
Bij de molens ligt de as van de wieken in het draaibare gedeelte van den molenromp
en bevinden zich alle overige drijfwerk-deelen, het z.g. „gaande werk", in het
vaste gedeelte van den molen. De kracht nu, welke de molenwieken ontwikkelen,
wordt het allereerst opgevangen door een stel tandraderen, waarvan het grootste
1. MOLEN BIJ OUDE WETERING Z. H.
Zichtbaar is het kruirad, waarmede kap en wieken worden
gedraaid (gekruid).