HEEMSCHUT
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
No. 1
19e JRG.
1942
JANUARI
HEEMKUNDE EN HEEMSCHUT
Het feit dat er in de laatste maanden niet minder dan drie boeken verschenen
zijn, resp. van de hand van de Heeren REYDON, KOSTER en WlLKESHUIS, die alle tot
titel hebben: „Wat is Heemkunde?", om van de talrijke artikelen met dergelijke
titels in onze periodieken maar te zwijgen, het feit verder dat er kort geleden
ten stadhuize van Amsterdam eene „Commissie voor Heemkunde te Amsterdam"
geïnstalleerd en aan het werk getogen is, het feit vooral echter dat er bij velen
nog verwarring en misverstand blijkt te bestaan over wat heemkunde en heemschut
nu eigenlijk inhouden en wat hun onderlinge verhouding is, nopen mij nog eens
terug te komen op wat ik reeds kort in onze jaarvergadering van 1940 over beide
begrippen en hun samenhang gezegd heb (zie ons Maandblad van December 1940).
Gemeenzaam aan beide woorden en begrippen is het woord heem. De verdienste,
dit woord weer in onze levende taal ingevoerd te hebben, komt toe aan den
stichter van onzen Bond, den architect A. W. WEISSMAN. Nadat men eerst het
plan gehad had, onzen Bond den weinig zeggenden naam van „Mooi Nederland"
te geven, pleitte WEISSMAN in de oprichtersvergadering van 8 Juni 1910 voor
den naam „Heemschut". Heem was volgens hem een goed Nederlandsch woord,
dat nog hier en daar gebruikt werd, en erf in den ruimsten zin des woords
beteekende. Zoo kwam het nog voor in heemraad, en in enkele plaatsnamen als
Heemstede, enz. Schut werd nog in de dagen van Brêeroo en Hooft alom gebruikt,
en was synoniem met bescherming. De „schutters" waren de mannen die hun stad
beschermden. En hoewel eerst nog enkele stemmen opgingen, die het woord
heemschut een germanisme achtten, werd toch gelukkig deze kernachtige naam
met algemeene stemmen als uitdrukking van het streven van den jongen bond
gekozen. Zeker is het aan het werk van onzen Bond te danken, dat het woord
heem nu ook in andere samenstellingen gebruikt wordt. Zoo kennen wij dan
tegenwoordig heemkennis, heemkunde, heemschut. Wat is de beteekenis van die
woorden, en wat de verhouding tusschen die begrippen? Laat ik dat duidelijk
mogen maken aan een ander object. Plantenkennis bezit de liefhebber, die de
namen van de planten uit zijn omgeving kent, en iets afweet van hun eigen
schappen en levensbehoeften. Deze plantenkennis kan uitgroeien tot de weten
schap der plantenkunde. Plantenkunde is een gesystematiseerde plantenkennis,
een plantenkennis die omgewerkt en uitgewerkt is tot een wetenschappelijke
structuur, opgebouwd op wetenschappelijke methoden en samengesteld uit weten
schappelijke begrippen. De man van wetenschap, ook al ligt zijn studievak op
ander terrein, zal daaraan echte plantenkunde van eenvoudige plantenkennis kunnen