12
HEEMSCHUT
was gedekt met twee zadeldaken die later door een zadeldak werden vervangen.
Hoewel de schenking in dank werd aanvaard, viel toch niet te miskennen, dat er
wel eenig risico schuilde in dit nieuwe bezit, want Heelsum had toen nog geen
eigen kerkelijke gemeente en regelmatig emplooi was er voor het gebouw niet en
evenmin gaf het dus regelmatige inkomsten. Zouden stormvlagen haar woede op
kerk en toren botvieren, dure herstellingen zouden er 'het gevolg van zijn zonder
dat daar voldoende baten tegenover stonden.
Sedert eenige jaren is evenwel te Heelsum een kerkelijke gemeente opgericht en
deze huurt het gebouw. Toch bracht deze verhuring weer andere consequenties.
Zoo kreeg de Vereeniging het alarmeerende bericht, dat het kruis van den toren
scheef was gewaaid. Nadat een steiger was geplaatst, bleek, dat de koningsspil
van de torenkap, waaraan het kruis is vastgemaakt, vergaan was. Het smeed
ijzeren kruis was ook dermate ontrampeneerd, dat het duchtig onderhanden moest
worden genomen. Uit resten van de versieringen viel te reconstrueeren hoe het er
oorspronkelijk had uitgezien en een plaatselijke smid bracht het weer in orde. Bal
en windvaan, een steigerend paard, werden opnieuw verguld.
Een verrassing deed zich bij dit herstellingswerk voor. In een plaatselijken gids
hadden we al eens iets gelezen over „het mannetje op de kerk", maar waar dit
ventje stond of zat was ons nimmer gebleken. Toen we den steiger beklommen,
vonden wij het mysterieuze „mannetje". Aan het torendak was een soort
uitbouwtje gemaakt, met zwaar lood bekleed en daar boven op zat de figuur, uit
zwaar plaatlood gezaagd. Hij was vergezeld van twee uit lood gegoten schaapjes,
een naast hem en een op het voorvlak. Het was verder te zien, dat elk der
schaapjes een partner had gehad. Op het voorvlak vonden we de initialen W D"
en het jaartal 1678. Het mag dus wel als zeker worden aangenomen, dat „het
mannetje", vergezeld van zijn vier schaapjes, in 1678 op zijn verheven zitplaats
werd gebracht. Intusschen zijn de twee schaapjes, die verloren waren gegaan, door
nieuwe vervangen.
Waarom „het mannetje" daar is geplaatst en door wien weet men niet. Sym
boliseert het den predikant met de aan zijn hoede toevertrouwde kudde? Wil het
herinneren aan een legende. Is het soms geplaatst in dankbare herinnering van een
herder met zijn kudde die wonderbaarlijk werden gered? We weten het niet.
Op een looden plaat juist onder het kruis, stond nog vermeld: „Gerret. Dercksen.
Vos. 1678" en het tot tweemaal toe vinden van dit jaartal heeft ons er toe gebracht
om te veronderstellen, dat de toren in dat jaar is gebouwd.
C. Visser.