10
HEEMSCHUT
LANDSCHAPSSCHOON OM DEN ZUID-WEST POLDER
Nu een aanvang gemaakt wordt met de voorbereidende werkzaamheden voor den
Zuid-West Polder, heeft het Dagelijksch Bestuur van het „Noordhollandsch
Landschap" zich met een schrijven tot de Directie van de Zuiderzeewerken gericht,
waarin met klem aangedrongen wordt op het behoud van natuurschoon aan de
randen van dien polder. De bedoeling is, dat er aan den Hollandschen kant drie
randmeren komen, n.1. het z.g. IJmeer, het Gouwmeer en een langgerekt boezem
water tusschen Hoorn en Enkhuizen, terwijl tusschen Edam en Scharwoude de
nieuwe polder over een lengte van ongeveer 10 K.M. direct aan het bestaande
land zal aansluiten. Het Bestuur is nu terecht van oordeel, dat dit boezemwater
vooral bij Hoorn niet te smal mag worden. Wie de prachtige ligging van Hoorn
aan de oude Zuiderzee kent (en wie ze niet kent neme het boekje van den Heer
KERKMEYER over de historische schoonheid van Hoorn in onze Heemschut-serie
maar eens ter hand) zal het met ons eens zijn, dat deze ligging zoo min mogelijk
bedorven worden mag door de drooglegging.- Een ruim boezemwater tusschen
Hoorn en Enkhuizen verdient, ook naar onze meening, verre de voorkeur boven
een gegraven kanaal door het oude land. Daarnaast dringt genoemd Bestuur er
bij de Directie op aan, veel zorg te besteden aan het uiterlijk van de dijken van
den nieuwen polder, en deze niet als voorheen te bekleeden met basalt of steenen,
waardoor ieder die zich met een vaartuig op het boezemwater bevindt het uitzicht
zou hebben op een basaltwoestenij, maar deze dijken te bekleeden met rietkragen
en op enkele plaatsen land op te spuiten om het met boomen te beplanten en zoo
de eentonigheid van te strakke rechte lijnen wat te breken. Het schrijvert eindigt
met den goeden raad, hierbij de medewerking van landschapsarchitecten in te roepen.
Het zal den lezer duidelijk zijn, dat het Bestuur van Heemschut zich in dezen
geheel aan de zijde van het Bestuur van het Noordhollandsch Landschap schaart.
Bij de drooglegging van de oude Zuiderzee gaat al zooveel historisch landschaps-
schoon verloren, dat het de plicht van de betrokken autoriteiten is, waar mogelijk
nieuwe schoonheid te doen groeien in de plaats van de oude die verdwijnt. Wij
twijfelen er niet aan, of de Directie van de Zuiderzeewerken zal dit ook wel
begrijpen en bereid zijn daaraan mede te werken.
J. A. B. DE H.