HEEMSCHUT
155
DEEL 4. Prof. WILLEM VAN DER PLUYM. HET NEDERLANDSCHE
BINNENHUIS 1450-1650
Door de eeuwen heen vindt de woning haar uitgangspunt in de materiëele over-
weging van beschutten, maar vaak paart zich daaraan een geestelijke gesteldheid
die men een drang naar schoonheid zou kunnen noemen, ook al is het product
soms leelijk voor anderen. Het kernprobleem bij dit alles is ruimte scheppen om
te wonen. Van deze ruimte, een immaterieel object, voelt de bewoner zich de
bezitter. Deze maakt hij, al of niet met hulp van anderen, tot zijn „binnenhuis"
door aankleeding met en opstelling van stoffelijke zakenkortom in letterlijken
zin stoffeert hij die ruimte. Geschiedt dit door een kunstzinnig talent, dan kan het
product een kunstwerk zijn. Daarbij zullen de technische werkwijze en aesthetische
meening van den kunstenaar verankerd liggen in den tijd en de omgeving, waarin
hij leeft. In dit boekje is tot taak gesteld in zeer beknopten vorm de voornaamste
der stijlstroomingen te toonen in het Nederlandsche binnenhuis. Daarbij gaat het
niet om stijlcritische uiteenzettingen voor vakbeoefenaars of kunsthistorici. Het
bedoelt slechts belangstelling te wekken bij hen, die ontvankelijk zijn voor de
sobere schoonheid, welke stil rondwaart en soms omhoog rijst in het Neder
landsche binnenhuis, dat iets weerspiegelt van het goede, wat leeft in ons volk
het besef van eigenwaarde en degelijkheid.
2e helft 15e eeuw. Schemel en krukje