HEEMSCHUT
79
UIT HEEMSCHU T'S LEDENKRING
XXI. OUD LEIDEN.
Wij vingen een vorig jaar
deze rubriek aan met de
bespreking van het 32e
deel van het Jaarboekje
voor Geschiedenis enOud-
heidkunde van Leiden en
Rijnland, met daarin op
genomen het jaarverslag
over 1939 van de Ver-
eeniging „Oud-Leiden";
thans ligt het 33e deel
met het verslag over 1940
voor ons. Dit verslag
begint met de vermelding
van de, gelukkig betrek
kelijk niet zeer ernstige
verwoestingen, die Rijnland in de oorlogsdagen leed. Slechts in Valkenburg en
Koudekerk verdween veel schoons uit het landschap en werden enkele oude boer
derijen en molens vernield. De Vereeniging zelf zat dit jaar niet stil en zag haar
ledental nog iets toenemen. Er werden weer ledenvergaderingen gehouden en
tochten met onbekende bestemming in de omgeving gemaakt; ook organiseerde
de Vereeniging weer rondleidingen van novieten. Enkele gevelsteenen werden
weer aangebracht ter plaatse waar zij behoorden, en dank zij de activiteit van de
Vereeniging werd door den Gemeenteraad besloten tot geheel herstel van het
Gravensteen. Ook over de omstreken van de stad strekten zich de bemoeiingen
van de Vereeniging uit, waarbij vooral aandacht gewijd werd aan de oude boeren
hofsteden. Het mengelwerk van het Jaarboekje bevat naast de gebruikelijke
rubrieken een groot aantal bijdragen van verschillende hand. In de eerste plaats
noemen wij een rijk geïllustreerd artikel van Ir H. VAN OERLE over den bouw
van het St. Cecilia Gasthuis in de Camp te Leiden, en een van Mr A. J. SORMANI
over het Salvatorhofje, dat op 3 Januari 1940 zijn 300-jarig bestaan vierde. Van
de overige artikelen willen wij, als voor onze lezers buiten Leiden het meest
belangrijk vermelden een van den architect H. J. JESSE over de geschiedenis en
restauratie van de Ned. Hervormde Kerk te Koudekerk, en een van den molenaar
W. VAN RHYN over het vroegere windmaalbedrijf van den bekenden korenmolen
„de Valk", den eenigen die overbleef van de 19 molens, die eens de wallen van
Leiden sierden.
Het Salvatorhofje te Leiden.