72
HEEMSCHUT
BOEK EN TIJDSCHRIFT
Mr. W. C. MEES. Het Koopmanshuis Haringvliet 98. Rotterdam, W. L. J. BRUSSE'S
Uitgeversmaatschappij, 1941.
Er is in Rotterdam in de oorlogsdagen veel vernield, wat uit schoonheidsoogpunt
geen gröot verlies was, maar helaas ook veel moois. Gelukkig is er ook in de
oude stad nog wel aan schoons bewaard gebleven.' Hiertoe behoort o.a. het huis
Haringvliet 98, 'sedert 1926 behoorend aan de N.V. Rotterdamsche Scheeps-
hypotheekbank, die er haar kantoor gevestigd heeft, na het met zorg te hebben
gerestaureerd. De Directeur van deze Bank, Mr. W. C. MEES, heeft nu een
aardig boekje over zijn kantoor geschreven, verschenen als artikel in het Rotterdamsch
Jaarboekje van 1941 en daaruit als overdruk verkrijgbaar. Hierin heeft hij veel
over de geschiedenis van het huis en zijn vroegere bewoners weten bijeen te
brengen, en geeft er dan een uitvoerige beschrijving van, verlucht met enkele zeer
fraaie interieurfoto's, waarbij hij nog heeft kunnen profiteeren van mededeelingen,
hem gedaan door een vroegeren bewoner, die het huis nog in zijn glorie gekend
heeft vöor het in 1903 kantoorgebouw werd en daarbij door verbouwing veel van
zijn luister verloor. Men kan zich voorstellen, hoe prachtig vroeger het uitzicht
van de achterkamer op de scheeprijke Maas geweest moet zijn, voor door aan
plemping een kade de huizen van het Haringvliet van het water van de rivier
scheidde. Het is een geruststelling te weten, dat het huis nu althans in goede
handen is, en aan personen behoort die begrip toonen voor zijn schoonheid en de
plicht erkennen, deze zoo veel mogelijk voor het nageslacht te bewaren.
Nieuive Drentsche Volksalmanak voor 1941.
Dat de Nieuwe Drentsche Volksalmanak, ondanks hun naamsovereenkomst, van
geheel ander kaliber is' dan zijn Enkhuizer naamgenoot, is ingewijden reeds lang
bekend. Zijn ondertitel „Orgaan van de Com-missie van Bestuur over het Provinciaal
Museum van Oudheden en Geschiedkundige Voorwerpen in Drenthe" kan overigens
oningewijden beter inlichten. Ook deze 59e jaargang bevat weer tal van bijdragen
op.oudheidkundig en historisch gebied die van belang zijn, niet alleen voor belang
stellenden in het gewest zelf, maar ook daarbuiten. Na verschillende gouvernementeele
en statistische gegevens over de provincie volgt een mengelwerk van rijken inhoud,
waarin men naast enkele meer litteraire bijdragen ook historische vindt, als een
artikel van J. POORTMAN over Meppel als schakel in het oude verdedigingsstelsel
van de provincie, van B. LONSAIN over den bouw van het kerkorgel te Meppel
in het begin van de 18e eeuw, van T. J. SERVATIUS over het bezoek van de
kozakken in 1813, enz., en een folkloristisch als dat van Dr. R. D. MULDER over
den oorsprong van namen van oude landerijen in het gewest. Het belangrijkste is
wel wederom de (thans achtste) bijdrage van Dr. A. E. VAN GIFFEN over archaeo-
logische vondsten in Drenthe, waarin aan de hand van een rijk illustratiemateriaal
een elftal opgravingen in 1939 besproken worden. Een uitvoerig verslag van de
Commissie van Bestuur van het Provinciaal Museum van Oudheden en Geschied
kundige Voorwerpen over 1939, met een lange lijst van aanwinsten voor het
museum, sluit deze voor de cultuurgeschiedenis van de provincie weer zeer belang
rijke uitgave af. J. A. B. DE H.