52 HEEMSCHUT Men dient aan deze fokkerijen en aan de daarvoor te stellen welstandseischen meer dan voorheen te denken, indien in uitbreidingsplannen van gemeenten met bijbehoorende voorschriften- maatregelen worden vastgelegd ter bescherming van het landschapsschoon. Dank zij de vriendelijkheid der burgemeesters mocht ik ont werpen voor zulke plannen raadplegen in Heerde en Epe, waar men bepaalde mooie gebieden in deze gemeenten als natuurmonumenten in den zin van de provinciale Geldersche vereeniging voor natuurbescherming wil behandelen. Voor zulke natuur monument-gebieden moet m.i. in de bebouwingsvoorschriften worden vastgelegd, dat geen kippen- en eenden-fokkerijen worden toegelaten. Wel vindt men bepalingen in de ontwerp-uitbreidingsplannen omtrent landarbeiderswoningen, die öf niet, öf alleen in de daarvoor gereserveerde gebieden mogen worden gebouwd. Ik miste echtër een voorschrift, waarbij speciale pluimvee-fokkerijen in deze natuurschoon- gebieden verboden worden. Toch zou dit gemakkelijk door te voeren zijn, omdat zij er nog bijna niet bestaan, en er in de beide genoemde zeer groote gemeenten, in hun tot de IJselvlakte behoorende Oostelijke gebiedsdeel, ruimte te over is voor dit landelijk bedrijf. En dit blijft zelfs gelden, als men zich voor hoenderteelt tot de zandige strooken in deze vlakte bepaalt, waar overigens de voor deze bedrijven al te waardevolle klei domineert. Moeilijker zal het zijn den boeren te beletten het kippen- fokken als nevenbedrijf te beoefenen, maar dit is ook niet zoo essentieel. Naar mijn meening verdient de Geldersche Provinciale verordening voor Natuurbescherming (art. 1 aanvulling met een bepaling, dat de tot natuurmonument verklaarde gebieden wel „agrarische" gebouwen mogen verkrijgen, doch dat kippenfokkerijen daarvan uit gesloten zijn, tenzij deze geheel worden afgeschoten door een singel van voldoende afschermende boompjes. Dezer dagen vernam ik, dat in het uitbreidingsplan van de gemeente Epe wordt voorgesteld, dat dierenfokkerijen alleen worden toegelaten in het gebied, waar landelijke bebouwing is voorgeschreven, dus niet bij de villa bouwterreinen en de natuurmonumenten. Dat de beschreven afsingeling goede resultaten heeft, ziet men bij de Woeste Hoeve, waar veel kippenfokkerijen staan, die niemand opvallen. Hoezeer zij aan den anderen kant het landschap kunnen ontsieren, ziet men in de kom van het dorp Otterloo. Wanneer toeristen van Arnhem en Oud-Reemst of binnendoor vanuit Ede dit dorp per rijwiel naderen, worden zij vergast op een gezicht als door de eerste der bijgaande foto's wordt weergegeven, waarbij nog moet worden aangeteekend, dat de foto slechts de helft van de daar aanwezige hokken aangeeft. De hokken beginnen reeds te verschijnen aan den weg MeulunterenRoekei. Deze weg heeft een mooi tracé op de scheiding van heide met dennen in het Zuiden en bouw- en weiland in het Noorden. Hoewel fokkerijen ten N. van dezen weg dus strikt genomen buiten het eigenlijke natuur- schoongebied liggen, zoo zullen zij bij stijging van het aantal een smet op het landschap werpen bij den juist hier zoo schoonen en meestal plotselingen overgang van akkerland in heide en dennen. Tot slot zou ik willen aanraden, dat het meergenoemde Geldersche Genootschap of de Stichting het Geldersch Landschap eens een prijsvraag laten uitschrijven, waarin gevraagd wordt een aesthetisch juiste oplossing te geven voor dit vraagstuk. Den Haag, April 1941. Dr. W. C. KLEIN, Lid der Commissie W. I. L.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1941 | | pagina 6