60
HEEMSCHUT
gaan verder; wetenschap, recreatie en kunst hebben behoefte aan meer, maar wij
zagen in de poging om Giethoorn te redden een principieele erkenning der groote
ordeningsgedachte. En dat doen wij nog.
Hieruit moet nu de heer VERDENIUS geen tegenstelling in onzen gedachtengang
construeeren. Het gaat hier niet om voor of tegen, doch om meer of minder. Het
kan zijn, dat bij de definitieve regeling van het we t te lij ke gefundeerde streekplan
de belangen van wetenschap en natuurschoon te kort komen, het gaat er met
het nieuwe plan op lijken maar over deze zaak houden wij ons standpunt voor.
Als het zoover is hopen wij dan daarover onze meening, die van het ordenings
beginsel moet uitgaan, niet onder stoelen of banken te steken. Is het voorbereidende
werk der streekplan-commissie-VERDENIUS reeds zoo ver gevorderd, dat nu reeds
vast staat, dat in het g e h e e 1 e plan op volkshuishoudelijke ordeningsgrondslagen
het behoud van de Kiersche Wijde kan worden verdedigd? Als dat zoo is vindt
de heer V. mij als zijn schildknaap ter zijde. Maar ik vrees, dat aan onze per
soonlijke gevoelens ten aanzien van de bestemming van geheel N.W. Overijssel
nog wel eens geweld zal worden gedaan, ook aan die van den heer VERDENIUS.
Maar dan kunnen wij gezamenlijk een krijgsplan beramen. Om bij het „geven en
nemen" veel te, nemen!
Dat het plan Giethoorn-Wanneperveen heelemaal buiten de Streekplan-commissie
om kon worden ontworpen, is natuurlijk stedebouwkundig en administratief volkomen
fout. Indien wij deze wetenschap hadden bezeten en ik erken het te hebben moeten
weten zou mijn beschouwing ten aanzien van deze kwestie anders hebben geluid.
Terecht hèefode Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming het
College van Ged. Staten van Overijssel een vingerwijzing gegeven; de gemeenten
moeten niet buiten de Streekplancommissie omgaan. Intusschen hebben wij het
vertrouwen, dat bij het besproken nieuwe plan, waarbij ook het dorp en de plassen
zijn betrokken, dergelijke veronachtzamingen niet meer zullen voorkomen. De wet
gever zal, naar wij vertrouwen, den heer V. stellig tijdig te hulp komen.
En dan gaanvwij spoedig weer eens een mooien tocht maken om van hetgeen er
nog is en blijven kan en moet, een verslag uit te brengen. De heer VERDENIUS
zal zich dan niet meer behoeven te beklagen, want hij kan er nu al zeker van
zijn, dat hij, van ons natuurbeschermersstandpunt beschouwd, nooit te veel zal
kunnen reserveeren op zijn Streekplan. En met te weinig zal hij, dat weten wij al
.even zeker, geen genoegen nemen.
Amsterdam, April 1941. F. KOSTER.
NIEUWE LEDEN
Als lid trad toe:
de Stichting „Het Overijsselsch Landschap".
Als buitengewoon lid traden toe:
S. P. Baron BENTINCK, Burgemeester der Gemeente Abcoude.
C. L. M. NEIJENHUIJS te Hengelo, O.
Ir. P. J. 'T Hooft, b.-i. te Goes.
E. D VAN Dissel te Utrecht.