r;.i HEEMSCHUT pT
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
BESCHERMVROUWE: H. M. DE KONINGIN
DE GROOTE GEDACHTE
De kranten hebben den laatsten tijd vol gestaan met uitvoerige berichten over
ontginningen door heel het land. Dit betrof niet altijd nieuwe werken, welke van
het standpunt der natuurbescherming verontrustend kunnen worden genoemd.
Maar het is zeker, dat de bijzondere omstandigheden van thans de gevaren voor
„het schoone land" zeer hebben vermeerderd, dat is voor een land met zooveel
mogelijk ongerept natuurschoon, woeste gronden, moerassen, plassen, drassige
beeklanden en wat al niet meer. Wanneer Ir. WESTHOFF in zijn aanvulling op
het bekende rapport met lijsten van geschikte werkobjecten betoogt, dat in ontginning
heel wat nieuw natuur- en landschapsschoon kan geschapen worden, dat zeer de
moeite waard is zelfs wordt het schoone cultuurlandschap bij voorkeur door
schilders opgezocht dan willen wij hem volstrekt niet bestrijden, hij heeft
ongetwijfeld gelijk, mits nu in de practijk ook maar landschapsarchitecten worden
aangesteld. Ongetwijfeld zijn korenvelden en polderweiden van een bijzondere
charme, maar de natuurbescherming heeft nog altijd niet het behoud van akkers
en koeland in haar programma opgenomen, haar „outlook" is veel en veel ruimer....
En dat Ir. WESTHOFF dit ook volkomen beseft blijkt uit zijn program voor natuur
beschermers, zooals dit voorkomt in het bedoelde boekje. Nieuw is dit program
volstrekt - niet, de natüurbeschermers zouden hebben geslapen indien dit wel het
geval was, maaj het is zeer verheugend, dat het wordt gelanceerd door een
vooraanstaanden cultuurtechnicus, die over het wel en wee van duizenden hectaren
fraaie Nederlandsche landschappen heeft mede-te-beschikken. Hij zegt dan, dat
moet worden aangegeven welke terreinen direct terwille vèn de wetenschap
gereserveerd moeten worden en dat voorts moet worden aangeduid, welke gebieden
als zuiver recreatieterrein behouden moeten blijven. Nu, als wij goed zijn ingelicht,
is men daarmede al heel ver gevorderd, het Staatsboschbeheer heeft een heel archief
ter beschikking en ook de Contact Commissie inzake Natuurbescherming bevat tal
van gegevens. Dit werk is gedaan. Voorts verklaart Ir. WESTHOFF, dat geleidelijk
een (nationaal) bestemmingsplan langs logischen jv^g moet worden opgebouwd.
En daarmede komen wij op een ietwat lastig terrein. Willen wij geleidelijk een
nationaal bestemmingsplan een plan dus waarbij wordt aangegeven hoe de
nationale bodemruimte zal worden besteed voor wonen, werken, verkeer en ont
spanning, bij dit laatste dan natuurstudie en natuurgenot inbegrepen opbouwen,
dan komen wij zeker te laat. Het aandeel, dat de ^natuurbescherming" in zoo n
arbeid heeft, is wel in die mate gereed, dat de cultuurtechnici er ten volle rekening
mee kunnen houden. Het groote volksbelang, dat in het behoud van natuur
monumenten (en in alle andere vormen van heemschut) gelegen is, wacht op behoorlijke
erkenning bij de bevorderaars van andere groote belangen. Voedselvoorziening en