HEEMSCHUT
MAANDBLAD VAN DEN BOND HEEMSCHUT
No. 6/7
17e JRG.
1940
JUNI/JULI
Sinds het laatste nummer van ons Maandblad verscheen, is over ons vaderland
en onze vaderlandsche Heemschut-beweging wel het ergste gekomen wat hen
treffen kon: de oorlogsfurie is over ons land gevaren, overal de sporen van ver
woesting op haar pad achterlatend. Wij treuren om de jonge levens die aan beide
zijden ondergingen in dezen maalstroomwij rouwen niet minder om al wat aan
schoons vernietigd werd, en wel in de eerste plaats om het droevig lot van wat
zeker wel een der mooiste steden van ons land was: Middelburg.
Onze Heemschutbeweging voelde zich die dagen lamgeslagen. Wat baat het te
strijden voor het behoud van mooie oude gebouwen, van grachtjes en haventjes
en intieme buurtjes, als de oorlogsfakkel gelijkelijk mooi noch leelijk spaart? Wat
beteekent het werk van onze W.I.L.-Commissie, als de bruggen in de lucht geblazen
worden en de wegen vernield; wat het werk van de Commissie „Het Dorp", als
de nederzettingen in de Grebbe-vallei en in Zeeland tot puin geschoten worden?
„Men schrijft niet in het zand, als de orkaan woedt"!
De oorlog heeft laten wij dat tenminste mogen hopen in ons land zijn droevig
werk verricht. Nu wacht ons een andere taak: redden wat nog te redden valt
en opbouwen, opbouwen in goede richting. Nu moet het vuur weer brandende
gehouden worden. Want nu dreigen weer nieuwe gevaren. Zoo schreef reeds
dezer dagen een onzer groote dagbladen naar aanleiding van den opbouw van
Rotterdam: „Aan schoonheidsbepalingen wordt niet de hand gehouden. Voor
onbenulligheden van dezen aard heeft men nu geen tijd en dat is maar goed ook."(!)
En nu moge dit wellicht het geschrijf van een onverantwoordelijk krantenschrijver
zijn, er spreekt toch een mentaliteit uit, waartegen met alle kracht moet worden
opgekomen.
Wij hebben alle hoop en vertrouwen in het juiste inzicht van de verantwoordelijke
lichamen, van Monumentenzorg, de Schoonheidscommissies en in het algemeen van
de regeeringsinstanties, die ten slotte in dezen het laatste woord te spreken hebben.
Maar dat neemt niet weg dat wij allen in deze dagen niet versagen mogen, en de
Heemschutgedachte moeten blijven propageeren. Dat de Bond Heemschut tot alle
medewerking bereid is, waar een beroep op zijn hulp en voorlichting bij het herstel
van ons land gedaan mocht worden, is iets wat zoo van zelf spreekt, dat het
nauwelijks nog gezegd behoeft te worden. Zooals men verder in dit blad zal
kunnen zien, heeft Heemschut zelf het initiatief daartoe genomen, en in een schrijven
aan den Regeeringscommissaris voor den Wederopbouw de diensten van zich zelf
en van zijn leden aangeboden. Laten wij er voor zorg dragen, dat het nageslacht
ons later over den wederopbouw in 1940 geen verwijten zal kunnen maken!
BESCHERMVROUWE: H. M. DE KONINGIN
MEI 1940
J. A. Bierens de Haan
Voorzitter Bond Heemschut.