ROTTERDAMMERS, PAST OP UW SAECK!
24
HEEMSCHUT
dorpskommen heen, opdat het karakter der Drentsche dorpen met hun fraaie
brinken zooveel mogelijk gespaard zal kunnen blijven, terwijl daardoor ook het
verkeersbelang gediend zal worden;
aan het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel inzake het dwarsprofiel
van de provinciale wegen, waarbij wij een zoodanige breedte bepleitten, dat daarin
ruimte zal zijn voor een goede bij het landschap passende beplanting
aan het College van B. en W. van Zwolle, inzake een aldaar op te richten autobelt
aan den Minister van Sociale Zaken, waarbij wij speciaal wat de wegen betreft,
adhaesie betuigden aan een adres van den Bond van Ned. Tuinarchitecten over
de noodzakelijkheid, om bij werkverschaffing tijdig het advies van een landschap-
kundige in te winnen.
Verder is het advies der Commissie gevraagd en verstrekt over verschillende
wegen in Rijswijk, Wassenaar, Voorschoten, Yzendijke, terwijl over de Lopiker-
wetering de besprekingen met de autoriteiten nog gaande zijn.
Tenslotte zij medegedeeld, dat de Commissie met een inzending van 48 groote
foto's deelgenomen heeft aan de Heemkunde-tentoonstelling „Waar wonen wij?",
die in den afgeloopen zomer is gehouden in het Gemeentemuseum in den Haag,
welke tentoonstelling een groot succes is geworden, en die door ongeveer 24000
personen bezocht werd, waarvan bijna de helft schoolkinderen.
H. CLEYNDERT AZN., Secretaris W.I.L.
Het Comité tot behoud van de oude Rotterdamsche Havens, Secr. Haringvliet 98,
verzendt een boekje van den volgenden inhoud
Er zijn mooie steden en er zijn leelijke steden. Er zijn ook steden, die vroeger
mooi waren maar waar veel, soms alles, bedorven is. De steden in Holland waren
vroeger haast alle mooi, maar veel van dat stadsschoon is verloren gegaan door
moderne gebouwen, wier gevels of afmetingen de oude harmonie verstoren, door
het dempen van grachten en havens, door viaducten en andere verkeersmiddelen.
Veel moois echter bestaat er nog, vooral in Rotterdam, langs de Maas en aan
de oude havens. Het is waar, dat het aantal menschen, die daar op letten,
klein is. Vrij zeldzaam zelfs zijn zij, die wel eens even stil staan om de ontroering
te ondergaan die het stadsbeeld hun geeft. Toch moet men hun aantal niet
onderschatten. Dat weten zij, die in Rotterdam aan rivier of havens hun woning of
kantoor hebben en telkens vreemdelingen die hen bezoeken van hun bewondering
hooren getuigen. Maar men moet het belang van de schoonheid niet afmeten naar
het aantal van hen, die er van genieten. Hoeveel menschen bezoeken musea, hoeveel
kunnen een kunstwerk beoordeelen, hoeveel luisteren met begrip naar muziek,
hoe veel, of liever hoe weinig, genieten werkelijk van het schoon der natuur?
En toch, is er iemand, die het belang van de kunst en het natuurschoon wil
ontkennen? Men kan de menschen opvoeden tot het erkennen van het schoone,