HEEMSCHUT
119
De afbeelding op plaat 8 biedt een veeboerderij in de provincie Utrecht. Hier
staat een langgerekte dubbelrijïge veestal achter tegen het woonhuis aangebouwd.
De witte muren van het woonhuis vormen een mooi contrast met de omgeving.
Het geheel is met riet gedekt. Meestal is bij dit type de voorkant naar den weg
gebouwd Achter op het erf bevinden zich verschillende bijgebouwen endegroote
hooiberg. Deze boerderij draagt een zeer landelijk karakter.
Plaat 9 vertoont evenals de vorige een veeboerderij, doch nu in Zuid-Holland.
Als vanouds is hier ook nog de rietbedekking. De overdekte spoelplaats sluit
eenerzijds tegen het woonhuis aan en is aan de andere zijde door een stoep in
verbinding met den vliet. Op de stoep wordt het melkgerei gereinigd. De schoor
steen op de spoelplaats duidt aan, dat hier nog een stookplaats aanwezig is, in
den zomer gebruikt voor het stoken van den kaasketel. De groote hooibergen en
bijgebouwen staan op het erf achter de boerderij.
Gaan we verder zuidwaarts, dan vinden we als op plaat 10 afgebeeld de Brabantsche
boerderij, een type van het langgevelhuis met bijschuren. Het dak~is-voor het grootste
gedeelte met stroo gedekt, alleen langs den zijkant zijn beneden eenige rijen pannen.
Hier wordt de lange zijgevel met de ramen en deuren voor woning, stallen en
schuur als voorgevel beschouwd en deze is meestal naar den weg gekeerd. Deze
boerderijen liggen meestal verspreid in het veld langs de zandwegen. Hier is bij
den bouw de grootst mogelijke eenvoud betracht, waardoor het landelijk karakter
goed is bewaard gebleven.
Op plaat 11 zien we weer een geheel ander type, de Zeeuwsche boerderij. Hier
staat het woonhuis meestal afzonderlijk van de groote, schuur, welke noodig is voor
den graanbouw. In afwijking met de landbouwschuren in de noordelijke streken
hebben de schuren hier den dorschvloer overdwars en ziet men de groote inrijdeur
in den zijgevel, waarboven het dak plaatselijk is verhoogd. Vaak hebben deze schuren
hoogere zijwanden. Oudere schuren hebben alle wanden van hout en een bedekking
van riet. De woonhuizen hebben steenen wanden met een panbedekking.
Nu rest ons nog de bespreking van een bijzonder type met een uitheemsch karakter,
de Limburgsche boerderij (Frankische type), afgebeeld op plaat 12. Hier zijn de
gebouwen rondom een groote binnenplaats gegroepeerd, waarop de mestvaalt prijkt.
Het woonhuis is groot en hieraan grenzen de stallen. Aan de achterzijde wordt de
binnenplaats afgesloten door de schuur. De poort, welke van buiten toegang geeft
tot de binnenplaats, is met eenige rijen pannen afgedekt. Meeetal is naast het
woonhuis een klein poortje voor dagelijksch gebruik. Het geheel heeft een massaal
karakter. Het geheele bedrijfsleven speelt zich op en rondom de binnenplaats af.
Zoo hebben we enkele van de meest voorkomende vormen van boerderijen geschetst.
Er kan natuurlijk heel wat uitvoeriger en heel wat instructiever over geschreven worden.
Uiteraard moeten wij ons in dit eene opstel tot een kort overzicht beperken. Moge dit
niettemin een weinig bijdragen tot een verhelderd idee over de gebouwen van den land
bouw, die we schier allerwege ontmoeten en zonder welke ons landschap ondenkbaar is.
H. J. VAN HOUTEN, Lector aan de L.H.S.