DE BEUK OP HET OUDE BUITEN
HEEMSCHUT
23
Bij bezien van deze lijst blijkt dat er bij de „gekleurde proeven" van de veiling
voornoemd enkele zijn die overigens alleen in proefdruk op krantenpapier en
teekening bekend zijn, ook enkele die overigens alleen in teekening bestaan, doch
zoowaar ook nog drie de laatste nummers 232, 233, 234 die alleen als
zoodanig bewaard zijn gebleven; daar bestaat dus geen ongekleurd exemplaar of
teekening meer van tenzij er uit een verzameling nog een voor den dag komt.
Tenslotte als aanvulling de overdruk van het Bouwkundig Weekblad als eerste
en laatste in de rij der publicatiën. Daarin zijn 61 prentjes uit het boekje van het
„N. v. d. D." verkleind gereproduceerd met bij elk prentje ernaast een fotografische
afbeelding van hoe dezelfde plek er nu uitziet.
WENCKEBACH heeft door deze uitgebreide serie penteekeningen iets gegeven wat
hij niet heeft kunnen beseffen. Hij heeft in grooten stijl wakker geroepen de liefde
en de belangstelling voor de schoonheid van Amsterdam.
Mocht er nog eens een uitgave van zijn prentwerk komen, late deze dan 234
afbeeldingen bevatten of zooveel meer als er wellicht nog voor den dag komen.
Prinsesjesdag 1938. A. A. KOK, architect B.N.A.
SCHAEP EN BURGH TE 's GRAVELAND
Het zal zoolang niet meer duren of de wintersche boomen gaan zich weer voor
het voorjaar tooien; staat er de Hamamelis al niet volop te bloeien, vroolijk en
blij als in een opengewerkt, gulden kleed? Voor dat de knoppen dermate gaan
zwellen dat zij de duidelijke teekening van de takken tegen de lucht verdoezelen,
is het zaak alom, waar boomen staan, te kijken.
Als men door de laan is gekomen, wier einder het crèmerose huis is en wier
begin ter linker geflankeerd wordt door den beuk, die zich in den vijver weer
spiegelt, waar naar hij zijn takken brengt, en ter rechter door den kandelaberspgr,
dan ziet men den beuk in volle majesteit, 'en wel drie keer zoo hoog als het huis
van het oude buiten. Hij staat er op het zeer ruime grasveld, dat schijnbaar tot
het huis toe loopt; slechts een grindpad scheidt beide. Hij heft er de kruin om
hoog. Hem raken niet de witte»wolken, die opkomen vanuit de verten, die men
achter het huis weet, de wolken, voortgestuwd door den wind en trekkend in
haastige vaart voor den nog hoogeren opaalblauwen hemel, terwijl slechts de bovenste
takken, in den top van de enorme kroon, wat heen en weer bewegen. Opvallend
is deze eigen, lichte beweging, aan plaats gebonden, tegenover het vrije vlieden
van de wolken, al is die vrijheid beperkt tot het in een richting gaan.
Majestueus staat de beuk, voor hèm alleen is het grasveld, dat over de geheele
breedte in schaduwbanen en schitterend groene banen is verdeeld. De schaduw
banen worden door de zon gelegd, die achter de stammen van de boomen aan